Jacob Israël de Haan. Correspondent in Palestina 1919-1924
(1981)–Jacob Israël de Haan, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Een meisje uit JeruzalemJeruzalem, 9 Juni. Eene wonderlijke bekoring, te Jeruzalem lezen over Jeruzalem. Ach: ik zal nooit leeren gelooven, dat ik waarlijk te Jeruzalem woon. Het geluk is te groot en ik heb het niet verdiend. Wat is Jeruzalem gewoon. Een station. Scholen en buren. En wat zal Palestina een luid land worden, wanneer de emigratie begint. Hoe meer, hoe beter. Maar wij zullen haast geen hoekje meer vinden, waar het stil zal zijn. Wij zullen onzen droom als een mantel om ons heen slaan en er diep in wegduiken. Het volgende geslacht zal lachen om de wagens van het heilige HebronGa naar eindnoot1 naar het heilige Jeruzalem. Zij zullen zich verheugen over de electrische tram. Halte: Rachels graf.Ga naar eindnoot2 Te Jeruzalem lezen over Jeruzalem. Chateaubriand en Pierre Loti.Ga naar eindnoot3 Hatelijk. Antisemietisch en grof. En ‘La petite fille de Jérusalem’ door Myriam Harry.Ga naar eindnoot4 Wij koopen hier den twintigsten druk voor twintig piaster. Gij koopt wellicht al een veel verderen. Geloof mij, dat ik mij niet schaam het boek vroeger nooit gelezen te hebben. Ons soort van menschen ontmoet zelden de boeken, die een wuft fortuin maken. Wij lezen anders. Maar ik heb gehoord, dat het meisje uit Jeruzalem naar hare geboortestad terug zal komen. Licht, dat ik haar bij een of ander net mensch ontmoeten zal. Dus wil ik ook haar boek wel eens lezen. | |
IIHollandsche boeken zijn toch dikwijls heel mooi en diep. Ik houd den laatsten tijd bijvoorbeeld veel van Herman Robbers. Zijn gezinsroman en St. Elmsvuur.Ga naar eindnoot5 Ik geloof niet, dat de Engelschen zulke boeken schrijven of liefhebben. Een boek, dat men hier veel leest en bewondert is Saïd the Fisherman door Marmaduke Pickthall.Ga naar eindnoot6 Tiende druk. Een ordelooze horde van avonturen, zonder noodzaak, dat is zonder ziel. La petite fille de Jérusalem met een voorwoord van M. Jules LemaîtreGa naar eindnoot7 de l'Académie française. Iedereen heeft het erover nu de waarde schrijfster meteen auto door Jeruzalem rijdt. Ik lees het voorwoord eerst: de vader een gedoopte Jood, de moeder een Duitsche diacones. Geboren in een oud huis in de binnenstad. Ik lees het boek. En ik vind, zonder ziel, zonder verbeelding, alles weer. Wat zou Is. Querido eene groote figuur hebben gemaakt van den antiquair, die jaren lang den toeristen karavanen vol valsche antiquiteiten uit Moab heeft verkocht. Van zijne vrouw, de gewezen diacones, die vermoedt, die weet. Altijd angstig. Maar ook altijd tuk op het slecht-verdiende geld. Tegen het leven van de twee groote figuren aan, het leven van de kleinen: Selim, de slechte knecht. Ouarde, de voedster, geboren uit Bethlehem. La petite fille en hare zuster zelve. De zwierige bezoekers uit | |
[pagina 94]
| |
Moab en het kinder-huwelijksfeest met den sierlijken sjeich. Alles in het décor van het oude Jeruzalem, waar het specerijen-straatje bloeit en de huizen hoeken en hollen over- en onderal. En dit boek is eene gewone autophotografie. Het meisje is een brutaal, zinnelijk meisje geweest. Zij beschrijft dat nu na zooveel jaren met open en bloote woorden. En het boek laat zich ook wel lezen. Wie het gretigst: zij, die in Jeruzalem wonen, of zij, die niet in Jeruzalem wonen? Ik zelf vind het aardig te lezen van de Jaffapoort, de Damascuspoort, den Jaffaweg. En als ik opkijk zie ik over de lage huisjes van den Jaffaweg zelven heen naar de heuvelen buiten. Twintig drukken. Maar is het kunst? | |
III‘Heleen’ van mijne zuster Carry van Bruggen.Ga naar eindnoot8 Ik kan over het mooiste boek van mijne zuster schrijven zoo gerust en zoo eerlijk alseen vreemde, en met meer gevoel en verstand. Een goed boek vindt altijd een slechte plaats. En ik denk, dat ‘Heleen’ veel minder gelezen wordt dan ‘de Verlatene’, dat toch een veel minder gaaf kunststuk is. ‘Heleen’ is een autopsychologie, gelijk sommige tooneelen in boeken van Herman Robbers. Maar niet een geheel boek van hem. Ik kan vrij goed beoordeelen, waar ‘Heleen’ geen autobiographie is. Ik ken ook meerdere van die vreemde elementen. Het bewonderens-waardige van ‘Heleen’ is nu dit: dat iedere afwijking in het verhaal van de werkelijkheid, het boek psychologisch sterker heeft gemaakt. Ik bedoel ‘Kunstenaarsleven’Ga naar eindnoot9 door Is. Querido. Het zal wel niet eene preciese autobiografie zijn. Ik weet niet, waar het afwijkt. Maar als auto-psychologie is het lang niet zoo sterk als ‘Heleen’. | |
IVLa petite fille de Jérusalem. Er wordt nu door de nette menschen van Jeruzalem veel over gesproken. Generaal Storrs, de gouverneur, heeft haar te Parijs ontmoet. Het is alles precies, zooals het in het boek staat. De winkel van haren vader was aan het water achter het hôtel van ons aller vriend Jerachmiël Amdursky. Hun woonhuis was inderdaad eerst in de oude stad en later buiten aan de Jaffastraat. Zij hadden inderdaad eenen slechten knecht en ook eenen struisvogel. Precies, gelijk het in den roman staat. Blijkbaar heeft de schrijfster geen liefde en geene verbeelding. En wat is een dichter zonder die? Zij heeft in haar jeugd nooit het huis van een ander mooier gevonden dan haar eigen huis. De koning is jarig.Ga naar eindnoot10 En wij zijn allen op de thee gevraagd in het stadspark aan de Jaffastraat. De dokter is met mij medegekomen. Al het bonte, al het ijdele. De Chacham Baschi is gekomen met zijnen kawas.Ga naar eindnoot11 De Groot-Mufti en de zwarte bisschop van de Abessyniërs.Ga naar eindnoot12 De rabbijn KukGa naar eindnoot13 en de opperrabbijn R. Chaïm Sonnenfeld. Al de officieren van de | |
[pagina 95]
| |
plaatselijke en landelijke administratie. Wanneer worden wij hier civiel?Ga naar eindnoot14 Aref Pascha el Dajani, voorzitter van de Mohammedaansch-Christelijke Arabieren-Vereeniging en de wethouder Dimitri Salameh. Zij zullen naar Europa gaan als leden van een anti-Zionistische delegatie. Er is de vroegere burgemeester Moussa Kasem Pascha el Husseini en de tegenwoordige Rageb Effendi Naschischibi.Ga naar eindnoot15 Er zijn de dokters van de Hadassah. Er is mr. Van Vriesland van de Zionistische Commissie. Er zijn de twee groote generaals van Lord Allenby's onderzoekings-commissie.Ga naar eindnoot16 Er is alles. Een beetje strak. Een beetje stijf. De eerste ontmoeting van allen na de woelingen. Er is ‘la petite fille de Jérusalem’. Zij is van goud: schoentjes, kousjes en de weidsche japon. Ik neem haar op, onbarmhartig. Men zegt haar, dat ik een Hollandsche dichter ben. Zij lacht en zegt iets over dichtkunst. O, ik geloof, dat wij, de Hollandsche dichters, heel wat gaver en getrouwer zijn. Zij spreekt met vrienden van mij, die haar uitnoodigen tot een bezoek. Zij zegt allemaal zinnen over Jerusalem zonder liefde. Zooals eene vreemde over een vreemde stad. Zij blijft nog een dag of vier ‘J'ai une mission en Syrië’ zegt zij met eene bedachtzame onvoorzichtigheid. Men zegt, dat zij inderdaad belangen van de Fransche regeering behartigt. Zoo neen, dan behartigt de regeering de hare. Toen zij Jules Lemaître voor het eerst bezocht was zij: ‘une mince jeune fille très blonde, qui n'avait que des yeux, très bleus, et qui parlait avec un drôle d'accent’. De oogen zijn nog sterk en blauw. De neus fraai-gebogen. Maar de hals is grauw en mager uitgespierd. Ik moest haar eigenlijk beklagen. ‘Je veux être grande’, schreef zij Jules Lemaître. En zij bracht het niet verder dan den twintigsten druk van een fotografieën-album, gelijk haar vader aan de vreemdelingen verkocht. Maar zij heeft haar mission en Syrië. En ik rijd dadelijk terug met mijnen dokter naar mijn hospitaal. Toch wil ik niet met haar ruilen. Straks als ik rustig ben, zal ik mijn eigen gedichten lezen. En ik zal weten, dat ter wereld niet inniger is dan de liefde van eenen Dichter voor zijn lied. | |
VEene wonderlijke bevolking hier. Niets gewoner dan buitengewone menschen en niets buitengewoner dan een gewoon, een doodgewoon man. De immigranten hier zijn of zeer godsdienstig, of zeer nationaal. Mijn vroegere buurman uit het Herzlhuis komt mij bezoeken. Een zeventiger. En reeds bijna vijftig jaren te Jeruzalem. En wel een heel buitengewoon man. Orthodox en toch nooit betrokken bij een van de vele Jeruzalemsche twisten. Koopman, maar een, die zijne klanten altijd precies inlichtte over de kwaliteit van zijne waren. En men kon niet bij hem afdingen. Zelfs de Arabieren wisten dat. Nu is hij oud. Hij leeft eenvoudig in leering en in gebed. Herinnert hij zich ‘la petite fille?’ Ja, hij herinnert het zich heel goed. Ze heette Schapira. Het is alles precies waar: het huis in de | |
[pagina 96]
| |
oude stad, het huis in de nieuwe stad, de winkel en de vogelstruis. Hij herinnert zich ook, dat haar vader schandaal had met een oud handschrift, dat later gebleken is valsch te zijn. In den roman staat, dat de vader zich van het leven heeft beroofd te Rotterdam in het hotel Bloemendaal.Ga naar eindnoot17 Mijn buurman weet dat niet. Maar misschien is het óók wel waar en hebben sommige Hollanders er heugenis van. Maar wij laten deze ‘petite fille de Jérusalem’. Want het is tegen den avond geworden. De handel langs den Jaffaweg houdt op en de milde wandel begint. Geen kleuren meer in de lucht. Het ziekenhuis stil. De nachtlampen worden rondgebracht. Ik tel mijn zieke dagen op en ik zucht. Ik breek uit in een bui van woede. Mijn buurman troost mij. Hij herdenkt de schoonheden, die hij vandaag heeft gevonden in de psalmen en in de gebeden. De late avondwind over de heuvelen en waait het open raam mild binnen. Een koopman, vroom, eerlijk en zonder kreuken. Zij schreef: ‘Je veux être grande’. Zij heeft haar mission en Syrië. En ik verslijt mijne dagen in eene ongeduldige berusting in dit ziekenhuis ‘Poorten der Gerechtigheid.’
[30 juni 1920, avondblad, p. 10] |
|