Brieven van en aan Jacob Israël de Haan 1899-1908
(2018)–Jacob Israël de Haan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
VII: EekhoudGeorges Eekhoud gebruikte soms zijn dagboek ook als agenda. Zo schreef hij op dinsdag 29 augustus 1905 in zijn dagboek: ‘Ecrire à [...] Jacob de Haan’. En hij heeft hem geschreven, want op 31 augustus 1905 beantwoordde De Haan zijn briefGa naar eind861.. Op 8 november 1905 noteerde hij: ‘Annoncer Pathologiën’ en in de oktober-december-aflevering annonceert hij in La Belgique artistique et littéraire dat Jacob de Haan, wiens roman Pijpelijntjes zulke heftige controverses had opgeroepen, een nieuw werk heeft voltooid, getiteld Pathologieën en voorbestemd om niet minder tumult teweeg te brengenGa naar eind862.. Als Eekhoud dus op 7 maart 1909 zich in zijn dagboek voorhoudt: ‘Il me faut écrire absolument à [...] Remy de Gourmont’ en ‘à De Haan’, dan is het aannemelijk dat hij ook dat inderdaad gedaan heeft. Maar er zijn uit 1909 helaas geen brieven bewaard, noch van Eekhoud aan De Haan, noch van De Haan aan Eekhoud. Wél vindt men in het bezit van Eekhoud werk van De Haan uit 1909, gedichten, door De Haan aan Eekhoud toegezonden. Het is het jaar van De Haans nieuwe poëtische activiteit. Ook moet er in 1909 contact tussen De Haan en Eekhoud geweest zijn, toen De Haan meedeed aan een protest in Ontwaking tegen de executie van de Spaanse anarchist Francisco Guardia Ferrer; Eekhoud was redakteur van Ontwaking. Van de gedichten die De Haan aan Eekhoud toezond, noemen we in de eerste plaats de publikatie in De Gids, in het septembernummerGa naar eind863., een sonnet ‘Zomernacht’ dat, evenals vroegere gedichten van De Haan, sterk aan Kloos herinnert. Aan Van Eeden schreef De Haan op 4 september 1909: ‘ik maak eene dissertatie. [...] Ik ben rustig en stil. Maak wederom verzen. [...] De Gids plaatste er deze maand een [...]. Verwey accepteerde er vier voor De Beweging’. Drie maanden later publiceerde De Beweging voor het eerst werk van De Haan: ‘Liederen’, te weten: een lang gedicht ‘Terugkeer’ en vier sonnetten, ‘Zomer en Dageraad’, ‘De zomermorgen’, ‘De jonge vogel’ en ‘Het kleine dorp’Ga naar eind864., sonnetten die zowel aan Kloos herinneren als aan de ‘Verzen van Jezus’, die in 1904 in het tijdschrift Nederland gepubliceerd waren. Als honorarium voor zijn bijdrage aan het decembernummer werd aan De Haan, volgens een aantekening van redakteur Verwey van 3 december in zijn kopijboek, een bedrag van f 9,375 toegedacht. De Haan liet evenwel weten, in een brief van 8 december aan Verwey, dat hij het geld niet nodig had. Anders dan men gewoonlijk denkt, nam De Haans nieuwe poëtische activiteit in 1909 dus een aanvang niet in De BewegingGa naar eind865., maar in De Gids. Oudere gedichten heeft hij zelf niet gebundeld, ook de beide gedichten niet die in datzelfde jaar in De Amsterdammer gestaan haddenGa naar eind866.. De Haan liet kennelijk de poëzie die volgens hem voor publikatie in boekvorm in aanmerking kwam, met het sonnet in De Gids van september 1909 beginnen. Eekhoud ontving de gedichten uit De Beweging in de vorm van een drukproefGa naar eind867.; onderaan staat geschreven: ‘Ik verzoek u beleefd mij eene revisie te zenden. Jacob Israël de Haan. 27. Palestrinastraat Amsterdam’, en in de derde strofe is een zetfout (‘morgenrede’) verbeterd (‘morgenvrede’). Ook had boven de gedichten eerst ‘Gedichten’ gestaan, door De Haan veranderd in: ‘Liederen’. In 1917 vonden zij ook inderdaad, evenals het sonnet ‘Zomernacht’ uit De Gids, hun plaats in een bundel van die naam: Liederen. Pas van eind 1910 kennen we weer een brief van De Haan aan Eekhoud. Wél heeft hij hem in dat jaar een bezoek gebracht en een reeks overdrukjes gestuurd. Ten eerste uit De Gids de gedichten uit het februarinummer (‘Aan de beek’ en ‘Sluimerende knaap’, later gebundeld in LiederenGa naar eind868.), die uit het juninummer (‘Groote Verzoendag’, ‘Inwijdingsfeest’, ‘Loofhuttenfeest’ en ‘Paschen’, in 1915 gebundeld in Het Joodsche LiedGa naar eind869.), dat uit het novembernummer (‘Huisvaart naar Holland’, later in LiederenGa naar eind870.) en die uit het | |
[pagina 288]
| |
decembernummer (‘Vreugde der Wet’, ‘Het Wekenfeest’, ‘Zeventien Tammoez’ en ‘Verstrooiing’, later in Het Joodsche LiedGa naar eind871.). De Haan voorzag zijn zendingen van opdrachten, die we niet alle zullen overnemen. Alleen deze eerste, uit de zending ‘Liederen’, bestaande uit ‘Aan de beek’ en ‘Sluimerende knaap’: ‘Van den Dichter aan zijnen vriend en meester Georges Eekhoud’. In De Beweging verschenen, in november 1910, nog eens vijf ‘Liederen’, te weten: vier genummerde berijmingen van ‘Heilige Dagen’, 1. ‘Negen Ab’, 2. ‘Sabbath’, 3. ‘Het Nieuwejaar’, 4. ‘Het Lotenfeest’ (later gebundeld in Het Joodsche LiedGa naar eind872.) en een gedicht ‘Het droeve lied’ (later opgenomen in LiederenGa naar eind873.). Het zijn deze vier gedichten op joodse ‘heilige dagen’ waarin men wel een ommekeer in het leven van De Haan heeft willen zien, de geboorte van een ‘joods dichterschap’ en een machtige invloed van Albert Verwey op zijn werkGa naar eind874.. De eerste ‘joodse’ gedichten van De Haan verschenen evenwel niet in De Beweging (in november 1910), maar in De Gids (in juni), zonder dat iemand op de gedachte zou komen om van een machtige invloed van Van Hall, Colenbrander of Johan de Meester op De Haans ontwikkeling te spreken. Een probleem blijft ook: wat verstaat men onder een ‘joods’ dichterschap? Leest men De Haans ‘joodse’ gedichten uit 1910 in De Gids en in De Beweging, dan ontmoet men berijmingen van bepaalde, exclusieve thema's, zoals Zeventien Tammoez en Negen Ab, die voor niet ingewijden in verklarende voetnoten onderaan de bladzij worden toegelichtGa naar eind875.: ‘Negen Ab’ is, lezen we, ‘een vastendag’ en bij ‘Het Nieuwejaar’ wordt toegelicht: ‘Op Nieuwejaar wordt in onze kerken de bazuin geblazen’. Leest men ná ‘Heilige Dagen’ in De Beweging ‘Het droeve lied’ (dat later in een heel andere, niet-‘joodse’ bundel terechtkwam), dan heeft men daar geen moeite mee. Het dichterschap van De Haan leverde gewoon zowel ‘joodse’ als niet-‘joodse’ gedichten op, tegelijkertijd of om en om. Voorts treft men in Eekhouds bezit natuurlijk De Haans opstel ‘Naar aanleiding van eene crimineele statistiek van de Joden’ aan, overdrukje van het Tijdschrift voor Strafrecht, waarin het in 1910 was gepubliceerd. De Haan wees in dit opstel op het belang van de letterkunde voor de wetenschap der criminologie. Schrijvers laten ‘het innerlijke’ aan bod komen, statistieken niet. Als belangrijk voor de bestudering van de criminaliteit van joden beveelt De Haan dan o.m. In de schaduw aan, ‘eene zeer fraaie bundel novellen door Carry van Bruggen’, en voor de bestudering van de criminaliteit in het algemeen: Van de koele meren des doods van Van Eeden en twee werken ‘van den verfijnden Belgischen schrijver Georges Eekhoud’, L'Autre vue en Le cycle patibulaire (p. 147/8). Het overdrukje in het bezit van Eekhoud kreeg een opdracht in handschrift mee: ‘Van den schrijver aan zijnen meester Georges Eekhoud’. En uiteraard bedacht De Haan zijn vriend met ditmaal geen overdrukje, maar de complete aflevering van Groot Nederland, waarin men zijn gedicht ‘De jonge herder’ vindtGa naar eind876., geïnspireerd ‘op eene schilderij van den Belgischen schilder Emile Claus, in het bezit van den Belgischen Dichter Georges Eekhoud’Ga naar eind877.. Het gedicht was op 1 november 1909 door De Gids geweigerdGa naar eind878. en dus vóór die datum geschreven. De brief die Eekhoud zich in maart 1909 in zijn dagboek voornam te schrijven, kan op dat gedicht en dat schilderij betrekking hebben. | |
E 1910. De Haan aan Eekhoud, 4 december 1910Amsterdam, 4. 12. '10.Beste Meester Eekhoud, u zult wel denken: die Joop schrijft ook niet dikwijls eenen brief. Dat is ook zoo. Maar die Joop heeft verschrikkelijk veel lessen tegenwoordigGa naar eind879.. En hij is voortdurend ongelukkig. Vergeef het hem dus. | |
[pagina 289]
| |
Hierbij zend ik u eene aflevering van Groot-Nederland met een gedicht op den Petit Vacher. Waarom heeft die photograaf mij toch nooit de foto gestuurd?Ga naar eind880. Zooals u ziet nemen alle tijdschriften mijne Liederen gaarne. De Gids had er ook vier. Daarvan zal ik u een afdrukje zenden. Ik zou het heerlijk vinden, wanneer u eens naar Amsterdam komen zoudt. U kunt gemakkelijk mijn gast zijn. Dus: doe dat eens. Nu moet ik eindigen. Veel liefs van uwen vriend Joop
In 1910 publiceerde De Haan zijn laatste nerveuze vertellingGa naar eind881., ‘De lupuslijder’, in Ontwaking, dat toen, na een fusie, Ontwaking en Nieuw Leven heetteGa naar eind882.. Uit die tijd kennen we een merkwaardige brief van De Haan, van 19 mei 1910, gericht aan een redakteur van Ontwaking, maar niet aan Georges Eekhoud en ook niet aan redakteur Segher Rabauw (want die wordt als ‘Waarde Makker’ aangeschrevenGa naar eind883. en deze brief begint met ‘WelEdelGeb. Heer!’). ‘Geruimen tijd geleden zond ik u op uw verzoek eene bijdrage voor het tijdschrift Ontwaking’, aldus de brief. ‘Daar ik tot dusverre geen drukproef en geen enkel nummer van het tijdschrift heb ontvangen, denk ik, dat de uitgave van Ontwaking is gestaakt. Mocht dit het geval zijn, dan zou ik de novelle wel gaarne willen terughebben’. Het is eigenaardig dat De Haan zich niet tot Eekhoud (of Rabauw) wendde. Misschien dacht hij dat Eekhoud geen redakteur meer was. Wij sluiten 1910 af met de vermelding van een lang gedicht ‘Aan den heiligen Thomas van Aquino, Doctor Angelicus’Ga naar eind884., door J. Greshoff gepubliceerd in Het jaar der dichters. Muzen-almanak voor 1911 (van 1910): ‘Geen morgen meer, dat ik niet trouw en sterk / Uw woorden lees’ en ‘Geen avond meer, dat ik niet welbewust / Uw boeken lees’ - er zijn formuleringen in dit gedicht die het vermoeden doen opkomen dat De Haan, zoals meer decadente letterkundigen, voor de bekoring van het katholieke geloof niet ongevoelig was. Tegelijk echter stond van hem in dezelfde ‘almanak’ een gedicht ‘Sabbath’Ga naar eind885., vol heimwee naar de Sabbathviering in het ouderlijk huis (‘ik was toen kleiner dan mijne moeder’). En in een besliste volzin in De Amsterdammer van 16 januari 1910Ga naar eind886. ziet men (dat is althans een interpretatie) hem juist afstand nemen tot ieder geloof: ‘Ik heb in mijn leven het Eeuwige met het Tijdelijke verwisseld’. Op een briefkaart van 11 mei 1911 uitte Eekhoud (nogmaals?) zijn bewondering voor het gedicht op het schilderij van Emile Claus. Verder reageerde hij op een gedicht ‘Aan Emile Claus’, dat enige dagen daarvoor in het weekblad De Samenleving van 6 mei 1911 verschenen was, en waarin de ‘herdersjongen’ c.q. ‘koewachter’ nog eens terugkeertGa naar eind887.. In het Eekhoud-archief ontbreekt een opdracht-exemplaar van Schetsboek, waarvan het voorwoord gedateerd is: voorjaar 1911 en de kopij in de zomer van 1910 zal zijn ingestuurd. De bundel bevat bijdragen van Nederlandse letterkundigen bij gelegenheid van het eerste lustrum van de Vereeniging van Letterkundigen. De Haan droeg Escal-Vigor bij, geïnspireerd op de gelijknamige roman van Eekhoud uit 1899, met een ‘Envoi’ die Meester Eekhoud dankt voor zijn steun ‘toen 't volk van Holland met dof gemor / als een zee vol wind en woelend gedruisch / tegen mijn woning opliep en ik vlood / uit Holland’. In Eekhouds bezit treft men wel het gedicht ‘Pindarus' dood’ aan, met een aantekening van De Haan: ‘Dit is de proef. Verschijnt in De Gids van Juni’ (1911). Eekhoud kende het gedicht dus, voordat het officieel verscheen en het publiek onder ogen kwam: iets waar De Haan een speciaal plezier in schiepGa naar eind888.. De Haans ‘Liederen’ en ‘Pindarus' dood’ las Eekhoud met liefde en bewondering. Zelf heeft hij dan zijn grote werk Les Libertins d'Anvers voltooid. Het zal in | |
[pagina 290]
| |
oktober in Parijs verschijnen, zegt hij. | |
E 1911a. Eekhoud aan De Haan, 11 mei 1911 (volgens poststempel)Mon très cher Yoop, pardonnez moi mon long silence; mais j'ai été tres, tres occupé. J'ai enfin terminé mon gros ouvrage sur les Libertins d'Anvers; il paraîtra en octobre à Paris et je me ferai en plaisir de vous l'offrir. - Je lis et relis longtemps avec beaucoup d'intérêt les revues et les tirés à part qui contiennent de vos vers ou de votre prose; les vers sur le petit Vacher de Claus sont exquis came aussi ceux que vous venez de dédies au peintre. J'aime beaucoup vos Liederen et surtout votre admirable poème sur la Mort de Pindare. Comptez, ces perles ne tarderont pas à être réunites en un écrin ou en un volume digne d'elles? Je me réjouie de vous voir en une si excellente voie. Vous devez vous porter à present aussi bien au physique qu'au moral? Ma femme se rappelle à votre cordial souvenir et moi je vous salue affectueusement des mains. G. Eekhoud.
‘Soms denk ik meer aan [...] Georges Eekhoud dan aan mij zelven’, aldus een (iets ingekorte) besliste volzin van De HaanGa naar eind889.. In elk geval lijkt het voor De Haan van groot belang geweest te zijn om zijn vriend in Brussel van zijn publikaties zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. Wanneer zijn gedicht ‘Sophocles en de jonge slaaf’Ga naar eind890. bij Albert Verwey berust, schrijft De Haan hem (op 17 april 1911): ‘Het gedicht van Sophocles zou ik wel gaarne zien in de afl[evering] van Juni of Juli. Ik wilde het namenlijk aan Georges Eekhoud geven, dien ik in Brussel zal ontmoeten op het einde van Juli of in 't begin van Augustus als 't vacantie is’. Maar hij ontmoette Eekhoud eerder. Op 27 mei schreef hij aan Verwey: ‘Gisteravond stoof ik naar Brussel voor een dag’. En op 29 mei noteerde Eekhoud ontroerd in zijn dagboek: ‘Yoop’ was op de 27ste 's ochtends vroeg komen binnenvallen en had hem gefeliciteerd met zijn verjaardag (Eekhoud werd op die dag zevenenvijftig). 's Avonds had De Haan, na een wandeling door de stad, bij Eekhoud thuis gegeten. De volgende middag had De Haan het echtpaar een etentje in Tervuren aangeboden en ook de tram betaald. Men bezocht het Koloniaal Museum aldaar en keerde daarna naar de stad terugGa naar eind891.. De Haan nam de trein van 5 uur naar Amsterdam. | |
E 1911b. De Haan aan Eekhoud, 29 mei 1911 (volgens poststempel)Beste meester, de trein ging toch om 5 uur. Gelukkig was ik niet te laat. Het was heel vol in den trein, ook in de eerste klas. Ik had ergen hoofdpijn en heb die nog. Het is alles heel druk. Ik zal probeeren wat rust te krijgen. Vele groeten ook aan uw vrouw van geheel uw Joop
In de zomer van 1911 bereisde De Haan Frankrijk. Op 16 augustus stuurde hij Eekhoud een briefkaart vanuit Normandië: 16 augustus afgestempeld in Carteret, 18 augustus in Brussel. | |
[pagina 291]
| |
26 augustus 1911 aan Verwey) bij de nonnen van het Heilige Hart gastvrijheid vond. Hij voelde er zich: ‘calm, sad, secure behind high convent walls’, een citaat van DowsonGa naar eind892.. Huysmans en Dowson: tenminste iets laat De Haan merken van een gevoel van verwantschap met beide decadente schrijvers, die katholiek waren geworden. Ook in de besliste volzinnen vinden we een toespeling op een bekering als keuzemogelijkheid: ‘Eenzaamheid of katholicisme, is de eenige keus van eenen kunstenaar van onze dagen’Ga naar eind893.. Uit Bretagne schreef De Haan niet aan Eekhoud, althans er is niets bewaard. Wel schreef hij uit Parijs, een carte postale afgestempeld 31 augustus. | |
E 1911d. De Haan aan Eekhoud, 31 augustus 1911Parijs! Ik was vanmorgen bij De GourmontGa naar eind894.. Hij was heel lief voor mij en hij zendt veel groeten. Dag. Joop
April 1912 bereisde De Haan, samen met Van Eeden, Engeland; op 4 april vertrok het tweetal met de nachtboot, met vertraging, ‘toen het schip niet weg kon, wegens de harde wind’Ga naar eind895.. In Londen maakte De Haan kennis met relaties van Van Eeden, zoals Upton SinclairGa naar eind896.. Op 8 april stuurt De Haan een briefkaart aan Georges Eekhoud; het Brusselse poststempel is van 9 april, het Londense onleesbaar. | |
E 1912a. De Haan aan Eekhoud, 8 april 1912Hoe gaat het met de lieve vrienden in Brussel? Zij worden niet vergeten. London is nu heel druk. Het weer is mooi. Upton Sinclair is een aardige kerel. Veel liefs van Joop
Een paar dagen later bezoekt De Haan de gevangenis van Reading, (‘Reading-jail’, schrijft Van EedenGa naar eind897.), waar Oscar Wilde luttele jaren voordien dwangarbeid verrichtte en inspiratie opdeed voor zijn gedicht The ballad of Reading Gaol. De Haan ging naar Reading niet alleen uit bewondering voor de dichter aan wie hij het laatste stuk van Pathologieën had opgedragen, maar ook als strafrechtdeskundige. Op dezelfde dag (het Engels poststempel is weer onleesbaar, het Brusselse dateert: 14 april 1912) schreef hij een briefkaart aan Eekhoud. | |
E 1912b. De Haan aan Eekhoud, 13 april 1912Beste meester Eekhoud: ik ben vandaag in de gevangenis te Reading geweest. Ik heb het graf van den soldaat van the Ballad ook gezien. Zoudt u mij nog eens naar Holland willen sturen, zoo gauw mogelijk de kranten, die u hebt over de dwangarbeid in Wilde's tijd. U krijgt ze gauw terug. Wij gaan morgen weer naar Holland. Veel liefs van Joop
Op 26 juni 1912 publiceerde De Haan in het Weekblad van het Recht een bespreking van een boekje over Engelse gevangenissen, met de nodige bescheidenheid: hij was in Engeland maar in ‘eene enkele gevangenis’ en ‘nog nooit in eene Hollandsche gevangenis geweest’ en had, schrijft hij, ‘onder [zijne] vrienden en goede bekenden niet meer dan twee dieven’ (dus evenveel als Joop en Sam in Pijpelijntjes er hadden en ook die bezochten de koepelgevangenis in Haarlem niet). Opvallend is de wijze waarop de poëzie van Wilde dan | |
[pagina 292]
| |
door De Haan als wetenschappelijk materiaal gehanteerd wordt, waarschijnlijk toch iets heel ongebruikelijks in juridisch milieu. Ook in dit opstel wordt het graf van de soldaat (‘a pit of shame’, zegt Wilde) vermeld. In De Gids van 1912Ga naar eind898. publiceerde De Haan een lang gedicht ‘Aan Oscar Wilde’ en in De Gids van 1914 ‘In Reading Goal’, met ook dáárin dat graf, een ‘kalken grafstee zonder bloemen’, en de naam van de geëxecuteerde: ‘drie letters aan de grafmuur’Ga naar eind899.. Juli 1912 vertrekt De Haan, met Van Maarseveen, voor een reis van drie weken naar Rusland, voorzien van introdukties; Van Maarseveen ging op familiebezoek: het echtpaar had immers ‘nabije aanverwanten onder de Russen’Ga naar eind900.. Vanuit Moskou stuurde De Haan aan Eekhoud een ansichtkaart en vanuit Riga zelfs twee, met alleen zijn naam erop. Teruggekeerd, voorzien van talloze wetenswaardigheden en notities op juridisch gebied en tegelijk ontsteld en verontwaardigd over de barre toestanden die hij in de Russische gevangenissen had aangetroffen, bereidt De Haan een reeks publikaties voor, die in De Beweging zullen verschijnen: ‘Russische’ gedichten in het septembernummer en het verslag van zijn reis, een serie opstellen ‘In Russische gevangenissen’, in de afleveringen van oktober, november en december. In die tijd hield De Haan zich ook met Eekhoud intensief bezig, met diens roman Les Libertins d'Anvers: op 5 december 1912 zond hij Albert Verwey een lange, lyrische berijming van de roman, ‘Antwerpsche Libertijnen’Ga naar eind901., met een ‘Envoi aan Georges Eekhoud’ als besluit. Dan treft hem een onheilstijding. Op 8 december bereikt hem een briefje uit LuikGa naar eind902.: Victor Dmitrenko, zelf gevlucht uit Rusland, deelt hem mee dat zijn broer Georges, die De Haan in de centrale gevangenis in Moskou ontmoet had en die diepe indruk op hem gemaakt had, naar Siberië verbannen is. | |
E 1912c. De Haan aan Eekhoud, 15 december 1912Amsterdam, 15.12.'12. Beste meester Eekhoud, hierbij zend ik u het laatste stuk over Rusland. Ik ben wanhopig. Georges Dmitrenko, mijn lieve jongen uit Moscou, is verbannen naar Jacoetsk, het meest-ruwe deel van Siberië. Zijne familie, die mijn adres had heeft mij geschreven. Hij vroeg het zijne moeder, vóór hij in ballingschap ging. Ik zal alles doen om hem te helpen. Misschien ga ik zelf voor hem naar Londen en naar St. Petersburg. Ik ben ziek van ellende. Dinsdag 24 Décember ga ik naar Antwerpen naar eenen vriend van MinorGa naar eind903.. 's Avonds ga ik naar Brussel. Ik hoop u te zien. Ik heb veel te vertellen. Den volgenden dag naar Parijs, naar de familie van Minor. Schrijft u mij eens spoedig? Veel liefs van Joop
Op de 24ste december, de avond vóór Kerst, arriveert De Haan in de Rue du Progrès. De volgende dag schreef Eekhoud in zijn dagboek: ‘Yoop’ had met de Eekhouds gesoupeerd, hij had aan één stuk door over Russische gevangenen gepraat en zo wel een beetje Eekhouds Kerstviering bedorvenGa naar eind904.. Toch liet Eekhoud zijn vriend niet in de steek. Op zondag 5 januari 1913 besprak hij in de Vlaamsche Gazet van Brussel De Haans publikaties van oktober, november en december in De Beweging: ‘De hr. Jakob Israël De Haan, de uitstekende Nederlandsche dichter en prozaschrijver, die tevens een zeer beslagen en met groote menschenliefde bezielde doktor in rechtskunde isGa naar eind905., ging verleden jaar drie weken op reis in Rusland’ en dan bespreekt Eekhoud De Haans ‘merkwaardig verslag’, dat uitmunt ‘zoo in letterkundige waarde als in opzicht van hooge menschlievendheid’ en dat | |
[pagina 293]
| |
enerzijds ‘de oprechtheid en de rechtzinnigheid der Russische overheden’ vermeldt, die De Haan toestonden ‘gedurende geruimen tijd met politieke gevangenen alleen te zijn’ (wat in andere landen niet mag), en anderzijds de Russische regering als ‘de ergste der autokratische en reaktionnaire regeeringen’ aan de kaak stelt. Met name noemt Eekhoud het somber lot van Josef Minor en het besluit om Georges Dmitrenko (en hij citeert uit de brief van De Haan) naar ‘het barste gewest’ van Siberië te verbannen. De Haans verhaal herinnert Eekhoud aan de Hel van Dante, maar deze ‘Russische tafereelen’, zegt hij, zijn helaas geen fictie. Zijn tweede reis naar Rusland maakte De Haan niet in gezelschap van zijn echtgenoot, zoals de eerste. Kaart aan Eekhoud uit Parijs, 11 februari 1913 (getuige het poststempel). In Luik heeft De Haan Victor Dmitrenko, de broer van Georges Dmitrenko, ontmoet en in Parijs zijn oude vriendin en hofdame Hélène VacarescoGa naar eind906.. | |
E 1913a. De Haan aan Eekhoud, 11 februari 1913Hélène V. heeft mij een brief voor de koningin van E. gegeven. Victor Dmitrenko is een aardige jongen. Juist een brave broer van Georges. Hij kende uwe boeken, die in 't Russisch vertaald zijn. Uit Rusland meerGa naar eind907.. Ik heb goeden moed. Veel liefs van Joop
In de afleveringen van juni, september en december van De Beweging 1913 publiceerde De Haan ‘aanvullingen’ bij zijn vroegere stukken over Rusland. In het oktobernummer, tussen de bedrijven door, verscheen een groot gedeelte van ‘Antwerpsche Libertijnen’ in het tijdschrift. In juli had De Haan bij Verwey op uitstel van publikatie aangedrongen: ‘Het spijt mij voor Georges Eekhoud, die de fragmenten gaarne lezen wil, maar de Russen moeten voorgaan’Ga naar eind908.. Een ander deel der ‘Antwerpsche Libertijnen’ verscheen in Het jaar der Dichters 1914 (1913); redakteur Greshoff had erom gevraagd. En De Haan schreef Greshoff: ‘geef mij 't boek terug. Ik kreeg het van Eekhoud. Foei!’Ga naar eind909. De volgende kaart kreeg Eekhoud uit Almelo (afgestempeld: 20 september 1913). | |
E 1913b. De Haan aan Eekhoud, 20 september 1913Lieve meester, ik ben op reis. Maar ik ga misschien weer gauw naar Rusland. Maar wellicht kom ik eerst nog in Brussel. Schrijft u mij eens! Veel veel liefs van Joop
Toen De Haan zijn derde reis naar Rusland aanvaardde, was zijn boekje In Russische gevangenissen al verschenen. Het bevatte de reisverslagen die in 1912 in De Beweging gepubliceerd waren, met ‘aanvullingen’ uit 1913: stukken met een studieuze, wetenschappelijke inslag en tegelijk een fel politieke uitstraling, men zou kunnen zeggen: superieure journalistiek. In de Mercure de France werd het, hoewel het geen echte literatuur was, maar toch ‘poésies’ bevatte, door J.L. Walch in een uitvoerige literatuurbespreking warm aanbevolen. Aan Eekhoud schreef De Haan uit Petersburg in december twee briefkaarten, een met enkel: ‘Veel liefs uit Rusland van Joop’. De andere is gestempeld op 11 december 1913 (in Rusland, volgens de Gregoriaanse kalender elders is dat 24 december). | |
[pagina 294]
| |
Ik ben weder te Sint-Petersburg. Het is hier koud. Als ik weer in Holland ben zal ik schrijven. Veel liefs van Joop
In Eekhouds nalatenschap vinden we, behalve de overdrukken uit De Beweging, ook een presentexemplaar van In Russische gevangenissen. Er staat het exlibris van Eekhoud in (met de tekst: ‘withoud / weekhoud / eikhoud / eekhoud’) en in handschrift: ‘Georges Eekhoud van den Schrijver’. Een reaktie van Eekhoud op De Haans Russische activiteiten bezitten we niet meer. Wel schreef Eekhoud nog over De Haans berijmingen van Eekhouds werk. In 1914 verscheen De Haans bundel Libertijnsche Liederen, waarin de twee indrukwekkende Eekhoud-berijmingen ‘Antwerpsche Libertijnen’ en ‘Escal-Vigor’. In De Beweging wijdde Verwey een uitvoerige bespreking aan de bundel en ook aan Eekhouds roman Les Libertins d'Anvers. De Wereldoorlog is uitgebroken en een eerste golf van geweld is Antwerpen gepasseerd: ‘Het is een bitter genoegen in dat boek de verheerlijking van het weelderig en lustig Antwerpen voor en tijdens de Hervorming te lezen, nu, terwijl de stad leeg en verwoest is en hier een puinhoop, elders een kerkhof lijkt’, schrijft Verwey. Hij dingt iets af op Eekhouds historische betrouwbaarheid: ‘Het weefsel van legende en geschiedenis [is] niet altijd gelijk van mazen’, en stapt dan van ‘dit ongelijke, maar in stof rijke en in uitvoering krachtige boek’ over op De Haans lyrische bewerking ervan. Daarbij besteedt Verwey veel aandacht aan De Haans strofenbouwGa naar eind910.. Eekhoud schreef in de Mercure de France: De Haan had enkele episodes, enkele karakters en enkele situaties uit twee van zijn werken in verzen omgezet en het paste de schrijver natuurlijk niet daar de loftrompet over te stekenGa naar eind911.. Als bron voor het tweede gedicht in Libertijnsche Liederen, ‘Sophocles en de jonge slaaf’Ga naar eind912., geeft De Haan een opstel van Pierre Quillard, ‘Hellenica’, in de Mercure de France van april 1900 op. Over dit gedicht kennen we het oordeel van Georges Eekhoud niet. In de Mercure de France vermeldde hij alleen die poëzie die op zijn, Eekhouds, proza geïnspireerd was. In de collectie-Eekhoud te Antwerpen bevindt zich ook de enige ons bekende brief van De Haan aan Victor Resseler alias Segher Rabauw, van 11 september 1914. Uit die brief blijkt dat het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog het contact met Georges Eekhoud verbroken had. | |
VR 1914. De Haan aan Victor Resseler, 11 september 1914Amsterdam, 11. 9. '14 Waarde Makker, ik heb een zeer dringend verzoek aan u. Een van mijn beste vrienden, een Rus uit Luik Victor Dmitrenko is 1 Augustus als vrijwilliger bij het Belgische leger in dienst gegaan. Sinds dien dag heeft niemand meer iets van hem gehoord en wij zijn allen doodelijk ongerust. Nu zijn er drie mogelijkheden. Hij is gesneuveld, hij is krijgsgevangen of vermist. Hij is te Antwerpen met het leger. Nu is mijn dringend verzoek aan u te beproeven daaromtrent zekerheid te krijgen en mij dan te schrijven. Weet gij iets van Georges Eekhoud? Groet alle vrienden en bekenden van mij. Mogen er spoedig betere tijden komen! Beste groeten van geheel de uwe, Jacob Israël de Haan | |
[pagina 295]
| |
In 1915 voltooide De Haan een bewerking-in-verzen van Eekhouds roman La Nouvelle Carthage (uit 1893). ‘Ik heb een groot gedicht voltooid’, schreef hij aan Albert VerweyGa naar eind913., ‘een phantasie over een boek van Eekhoud’; zo luidde ook ongeveer de voetnoot bij de titel, toen Een Nieuw CarthagoGa naar eind914., zonder vóórpublikaties in een tijdschrift, in 1919 uitkwamGa naar eind915.: ‘De beelden voor dit Lied zijn ontleend aan het verhaal van Georges Eekhoud “La Nouvelle Carthage”’. De laatste kaart van De Haan aan Eekhoud ondertekende hij met ‘Joop de Haan’ alsof Eekhoud anders niet zou weten wie hij was. De kaart laat zien dat Eekhoud niets wist van enig serieus plan om voor langere tijd te emigreren. De Haan heeft altijd weggewild uit Holland: naar Frankrijk, of naar Indië. Het werd tenslotte: Palestina, waar hij zich zou vestigen als correspondent van het Algemeen Handelsblad. Zó vertelde hij het Eekhoud, per briefkaart uit NapelsGa naar eind916.. De briefkaart is ongedateerd. | |
E 1919. De Haan aan Eekhoud, omstreeks 2 februari 1919U zult wel opkijken, een kaart van mij uit Napels! Ik heb Holland verlaten en ga naar Palestina wonen. Ik heb gereisd over Londen en Parijs. In den trein naar Rome heb ik een Italiaanschen luitenant ontmoet, die u misschien in Brussel komt opzoeken. Veel groeten, ook aan uw vrouw. Schrijf mij eens poste restante Jerusalem, Joop de Haan
De luitenant was op weg van het geallieerde hoofdkwartier in Brussel naar zijn woonplaats in Calabrië, toen De Haan, op weg naar Palestina, hem in de trein van Parijs naar Rome ontmoette. Ze praatten over literatuur en over de wereldoorlog, die nog vers in het geheugen lag: ‘zeker heeft Italië zijn gewonden en gesneuvelden’. 's Nachts kan De Haan niet slapen. De luitenant ‘leunt tegen mij aan. Maar hij leunt zoo licht. Hij leeft nog. Maar zooveel kleine luitenants, slank en fijn, zijn dood’. Aldus één van De Haans eerste ‘Palestijnse’ feuilletons, in het Algemeen Handelsblad van 15 februari 1919. En in de Kwatrijnen is hij vereeuwigdGa naar eind917.: Nachttrein
Een luitenant, maar niet meer dan een knaap.
Wij reisden samen des nachts in den trein.
Wat lot genoot hij lachend in zijn slaap?
Terwijl ik waakte en kromp van pijn.
Men kan het Italiaanse luitenantje beschouwen als De Haans afscheidscadeau aan Georges Eekhoud. Op vrijdag 4 juli 1924 leest Eekhoud in Het Laatste Nieuws van de dood van De Haan. Op 3 juli was het bericht in die krant verschenen onder de kop: ‘Een tragisch Einde. De Nederlandsche dichter J.I. de Haan in Palestina vermoord’. Maar Eekhouds dagboekaantekening heeft eerder betrekking op de krant van 4 juli, waarin een uitvoerig bericht, onder de kop: ‘De Moord op Israël de Haan. Een wraakneming van de Zionisten’. De Haans naam, aldus het blad, werd wel ‘in verband gebracht met de extremistische anti-Zionistische beweging, ofschoon hij vijf jaar geleden als Zionist naar Palestina was gegaan’. De krant vermeldt niet het Algemeen Handelsblad, wél de Daily Express, waarvan De Haan ‘berichtgever’ was geworden. In Engeland beschouwde men hem als ‘steunpilaar | |
[pagina 296]
| |
van de Joodsche orthodoxie’. In Palestina werd hij ‘van Zionistische zijde’ bedreigd. ‘De Haan ontving in den laatsten tijd veel dreigbrieven, waaronder een zelfs op goevernementspapier’. ‘Op de binnenplaats van het ziekenhuis aan den weg naar Jaffa werden er drie schoten op hem gelost’. Eekhoud is dus geen moment dupe geweest van de praatjes die over de moord op De Haan verspreid werden: De Haan is vermoord door Zionisten, schrijft hij op 4 juli in zijn dagboek. De Haan was na de oorlog overtuigd Zionist geworden, maar had zich daarna zonder twijfel (en hier ziet men Eekhoud het karakter van De Haan peilen) uit walging van zijn ‘coreligionnaires’ van het Zionisme afgekeerd en zijn vroegere vrienden in Engelse kranten bestredenGa naar eind918.. ‘Pauvre diable! Qu'allait-il faire dans toutes ces galères!’Ga naar eind919. Hij had zich nooit zo in de nesten moeten werken! Eekhouds afscheid van De Haan is niet hartelijk. De Haan had, schrijft hij, na de oorlog niets meer van zich laten horen. Zelfs niet gecondoleerd toen Eekhouds vrouw stierfGa naar eind920., die steeds zo goed voor hem was als hij zenuwziek naar Brussel kwam en de Eekhouds hem een paar dagen onder hun hoede namenGa naar eind921.. |
|