Verzamelde gedichten(1943)–Blanka Gyselen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] [Wat glanst gij thans als een kommuniekant] Aan mijn zuster, bij haar doodsbed. WAT glanst gij thans als een kommuniekant, onaangeroerd in dezen vroegen dood, die, ééns 't verlangen van een man verpand, het leven 't vleesch van uw begeerte boodt... Nu ligt verbroken deze zachte band van 't kind, weleer geboren uit uw schoot, en rust zij, reeds berust, uw kalme hand waardoor het beven van een streeling vlood... Maar d'open oogen van uw vaal gelaat zijn zij om ons, die gij verlaten gaat nog wakend in zoo teer'geheimnis? Of hebt gij, pijn en lijden rijk doorkorven, het bovenaardsch bestaren reeds verworven dat 't weelde-deel der reine heil'gen is?... Vorige Volgende