Verzamelde gedichten(1943)–Blanka Gyselen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] [Die sluipend kruipt in mijn doorhuiverd merg] DIE sluipend kruipt in mijn doorhuiverd merg - van klammen angst mijn kranke kracht ontpeesd - die wreed bespeelt mijn reeds bevreesden geest - van duizend duizelbeelden uw geterg - gij nijpt mij klein als een bedreigde dwerg, verloren spokend door begeer-tempeest - het ééns ontweken, steeds herrezen beest gereed voor d'onbestegen tooverberg... o Koorts, die rooder door mijn loome hoofd den moker pookt van droomen, uitgedoofd, den hamer slaat van daden, ongedaan, laat nu mij gaan, alwaar ik hoor te gaan: de weg is eng naar 't ver gelaat van hem... naar 't helder wenken van een kinderstem... Vorige Volgende