Johan Arnold Daniëls
(* Hoensbroek 2 september 1738 - † Schaesberg 6 april 1799)
Beter bekend onder zijn pseudoniem S.J.P. SLEINADA, een anagram van zijn naam. Hij was de zoon van Arnold Daniëls, schatheffer (ontvanger) en Catharina Meijers. Zijn geboortehuis stond in de Dorpstraat in Hoensbroek tegenover de plaats waar in 1879 de pastorie werd gebouwd. De oude familie Aloffs heeft er nog gewoond. Tot in het begin van de 20e eeuw was het huis in gebruik. Naast dat huis bevond zich een karreweg, in eerste instantie alleen bedoeld als uitweg naar en van de achtergebouwen van het huis en daarbij behorende terreinen. De weg had in de loop van de tijd de naam gekregen: ‘Aoloffsvaart’ of ‘Ollefsvaart’. Toen in 1866 de bekende topografische kaart van Hoensbroek door J. Kuiper werd uitgegeven kwam de weg er niet op voor. Daniëls leefde tussen de bokkenrijders, de misdaad vierde hoogtij. Voor de priesters was het een harde tijd, waaraan voor velen gewetensconflicten verbonden waren.
Op 16-jarige leeftijd horen we voor het eerst van Daniëls. In 1754 en 1756 werden in het collegium Albertinum van de Dominicanen te Sittard toneelvoorstellingen opgevoerd. Omdat Daniëls daar studeerde weten we dat hij de rol van ‘de Onschuld’ speelde (Innocentia) in het spel: De onoverwinnelijke Joseph geboren uit Jacob door God bestemd tot onderkoning van Egypte. In 1763 werd hij in Roermond, waar hij op het seminarie godgeleerdheid studeerde, tot priester gewijd. Na zijn priesterwijdin g was hij tot 1765 kapelaan in Hoensbroek.
Op voordracht van de grafelijke familie van Schaesberg werd hij op 10 december 1771 benoemd tot pastoor te Scheijdt (Schaesberg), waar hij tot aan het overlijden in 1799 werkzaam was. Het is hier dat hij zijn beroemde werk over de bokkenrijders schreef: Oorsprong, Oorzaeke, Bewys en ontdekkinge van een godlooze Bezwoorne Bende, Nagtdieven en Knevelaers, binnen de landen van Overmaeze en Aenpaelende Landstreeken ontdekt, met een nauwkeurig getal der Geexcuteerde en Vlugtelingen onder zijn pseudoniem S.J.P. Sleinada. (MDCCLXXIX).
In het ‘voorberigt’ doet de schrijver het voorkomen alsof hij ‘al over viertig jaeren in Meyland (Milaan) gebooren is’. Hij veranderde zijn naam A. Daniëls in Sleinada. Wanneer men Sleinada van achter naar voren las, verscheen de naam A. Daniëls, die pastoor was in Schaesberg. De