met de hoofdredacteur van de Limburger Koerier: Jac. P van Term, Samen namen zij het initiatief voor de oprichting van een Limburgse natuurhistorische bond. In Breust was hij terecht gekomen in de geboorteplaats van Eugène Dubois, die tien jaar daarvoor op Java de mensaap Pithecanthropus erectus ontdekt had. Het is niet bekend of zij hier persoonlijk met elkaar kennismaakten, wel kwam de rector bij de familie Dubois thuis. Op 27 november 1910 stichtte hij samen met van Term en dr. A. de Wever uit Nuth het Natuurhistorisch Genootschap, dat bij aanvang maar 18 leden telde. Twee jaar later legde rector Cremers de grondslag voor het Natuurhistorisch Maandblad; het aantal leden was toen al opgelopen tot 206! Voor de wetenschappelijke bijdragen verscheen er vanaf 1912 bovendien een Jaarboek van het Genootschap, waardoor er ook elders in het land belangstelling werd gewekt voor de zo van de rest van het land afwijkende Limburgse flora en fauna. In datzelfde jaar werd het Natuur-historisch Museum opgericht in het klooster van de Grauwzusters aan het Bosquetplein, dat toen nog de Heksenhoek heette. Onder het bewind van rector Cremers zijn belangrijke collecties voor het Museum verworven. Dr. A. de Wever schonk zijn herbarium met ruim 20.000 planten, die een relatie met de Limburgse bodem hebben. De insectencollectie van rector Cremers groeide uit tot een nationaal vermaarde verzameling vooral mede dankzij de schenkingen van de kevercollectie van Rüschkamp, de vlindercollecties van Franssen, majoor Rijk en Mr. Kortebos, de vliegencollectie van Kiene en de mierencollectie van Wasmann. Daarnaast werd het museum in de beginperiode verrijkt met de vogelcollecties van Nillesen en H. De Wever en de herbaria van De Bosquet en Dumoulin. In 1920 verwierf het museum de collectie beroemde Bryozoëncollectie van Pergens. Ook heeft rector Cremers de basis gelegd voor de collectie geologie en paleontologie, die in de beginperiode
voornamelijk met vondsten uit de ENCI-groeve werd opgebouwd.
Van 1913 tot 1917 was Jos Cremers Rector te Raath - Bingelrade. Waarom moest Cremers uit Eijsden vertrekken? Raath was een geïsoleerd gehucht op een hoogte naast een landweg die Bingelrade voert naar Merkelbeek. Rond een open weiland stonden enkele kapitale boerderijen sinds eeuwen bewoond door een paar families, waaronder Cremers en Beckers, die door verschillende huwelijken in een groot netwerk verweven waren. Er stond een kapel, die nog in gebruik was geweest door de vroegere rector Cremers, een broer van zijn betovergrootvader. Maar de