Een klant, die de goede vormen in acht neemt, zal winkelpersoneel geen minuut langer staande houden dan strikt noodzakelijk is.
Winkelpersoneel, dat een klant die veel aan de zaak komt waar zij werkzaam zijn op straat, in tram of trein tegenkomt, groet niet het eerst, doch wacht of de klant hen groet. Dit geldt zoowel voor mannelijk als voor vrouwelijk personeel.
Er is niets tegen, dat winkelmeisjes praten onder elkaar wanneer zij geen klanten te bedienen hebben, maar dat twee of drie meisjes zóó luid praten, dat een klant zich niet of nauwelijks verstaanbaar vermag te maken is in strijd met alle goede vormen.
Dat het winkelmeisje behoorlijk en zelfs goed gekleed gaat is een der eischen van haar beroep, dat een aangenaam welverzorgd uiterlijk vraagt. Zij behoort in haar uiterlijke verschijning echter steeds een toets van correcte zakelijkheid aan den dag te leggen. Winkelpersoneel spreekt een klant aan met mevrouw of juffrouw (niet met ‘dame’) of indien het op de hoogte is van een mogelijken titel met freule voor een ongehuwde adellijke dame, voor gehuwde adellijke dames blijft het mevrouw zonder meer.
Heeren, onverschillig wat hun rang en stand zij, worden door winkelpersoneel aangesproken met mijnheer, tenzij het een welbekende klant betreft, die dokter of generaal is, in welk geval men kan aanspreken met dokter of generaal. Uiteraard zal het lagere personeel dit niet doen.
Betreft het den zoon van een bekenden adellijke klant dan zegt het personeel jonker.
Den laatsten tijd wordt het gewoonte goede klanten van een zaak ter onderscheiding van de groote massa met hun achternaam aan te spreken: Jawel mevrouw Pietersen, dag meneer Jansen enz. Dit geldt als een soort onderscheiding, hoewel behoudende lieden hierin somtijds een ongepaste vrijheid zien.
Een verkoopster noemt haar afdeelingschef mijnheer.
Bekleedt zij hare betrekking reeds meerdere jaren, dan zal zij den naam erbij noemen en indien aangesproken antwoorden: ja meneer Jansen, neen meneer Pietersen e.d. Tegen den directeur van een zaak zegt een ondergeschikte ten allen tijde alleen mijnheer en nooit mijnheer met toevoeging van den familienaam.
De afdeelingschef noemt de verkoopster juffrouw met toevoeging van den familienaam: juffrouw Jansen, juffrouw Pietersen.