Heerenhandschoenen worden in de hand mee naar binnen genomen indien men speciale visitehandschoenen bezit; (van grijs suède of dun grijs wildleder).
Alle andere heeren-handschoenen: rood bruin nappa, echt of imitatie varkensleer, katoen, gebreide, met bont of wol gevoerde enz. enz. kan men beter in de vestibule achterlaten, als zijnde van te sportieve of te ongekleede allure.
Heeren ontdoen zich van hoed, jas (en evt. van handschoenen). Dames ontdoen zich desgewenscht alleen van den mantel en gaan naar binnen met hoed op en handschoenen aan.
Officieren houden den sabel aan evenals de handschoenen en houden de kepi in den arm, na zich evt. van hun overjas te hebben ontdaan in de gang.
Een knecht of dienstbode opent de deur en is behulpzaam bij het aannemen van jassen en hoeden. Een andere knecht of dienstbode heeft post gevat bij het tafeltje, waarop het boek ligt waarin de bezoekers hun naam zetten.
Bij groote recepties worden de namen der gasten afgeroepen door een derden knecht, die zich vlak bij de kamerdeur heeft geposteerd.
Het is de taak der bruidsmeisjes, de gasten nadat deze het bruidspaar en de familie hebben begroet naar de cadeaux te geleiden, verder presenteeren de bruidsmeisjes bruidssuikers en koekjes, soms ook thee en port of sherry, maar de dranken worden meestal door knecht of dienstbode rondgediend.
(De thee in kopjes geschonken met suiker en melk gereed staande op het presenteerblad).
Voor bruid en bruidegom wordt meestal een hoek van de kamer vrijgemaakt, waar men een achtergrond van palmen en bloemstukken opstelt. (Voor opstelling familieleden zie letter B: Bruiloft).
Nadat men zijn felicitatie heeft afgestoken, eenige bekenden heeft begroet, een verversching heeft gebruikt en evt. de cadeaux heeft bewonderd vertrekt men weer. Het is niet noodig op een receptie te gaan zitten.
Is men zeer goed bekend met gastheer en gastvrouw, dan zegt men nog even goeden dag alvorens te vertrekken mits het niet al te vol is.
Bij het verlaten van het huis, waar de receptie wordt gehouden, wordt geen fooi gegeven aan de(n)gene, die uitlaat.