Ongelukjes.
De graad van iemands welgemanierdheid hangt ten nauwste samen met de mate van zelfbeheersching aan den dag gelegd bij onvoorziene gebeurtenissen.
De gastvrouw, die rustig kan blijven doorpraten alsof er niets gebeurd is na een onheilspellend gekletter uit de keuken, dat scherven voorspelt, levert het bewijs, dat zij haar vormen kent.
Van welopgevoede gasten kan worden verwacht, dat zij ongelukjes ontstaan door onhandigheid van kinderen, personeel of huisdieren schijnbaar in het geheel niet opmerken.
Zijn zij zelf het slachtoffer ervan dan eischt de étiquette, dat zij doen alsof het van geen enkel belang is (al is ook hun eenige japon voor goed bedorven!)
Dezelfde gastvrouw zal als een van de gasten een kostbaar wijnglas of bord breekt zich haasten te verzekeren ‘dat het heelemaal niet erg is’.
De étiquette eischt niet, dat de gast de veroorzaakte schade aan bord of glas in geld of waar vergoedt.
Is de gast echter in de gelegenheid het beschadigde voorwerp door een geheel gelijk te vervangen dan kan hij dit natuurlijk doen.
Breekt of beschadigt men per ongeluk iets, dat aan een ondergeschikte toebehoort dan moet de schade in elk geval hetzij in geld, hetzij in goed worden goed gemaakt.
Begaat in gezelschap iemand een groote onhandigheid door b.v. den naam te noemen van een wegens fraude veroordeeld familielid van den gastheer, dan eischen de goede vormen, dat niemand schrikt, verlegenheid of ontsteltenis laat blijken.
Een welopgevoed gezelschap zwijgt niet plots onder het verschieten van kleur en het elkander vragend, spottend of angstig aankijken.
Iedereen doet alsof de onhandigheid niet had plaats gehad en