Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 188]
| |
getroosten voor correcte kleeding, gestyleerd personeel en verzorgde uitspraak en een keurig verzorgd interieur. Hebben zij dit alles met veel inspanning bereikt, dan verkeeren zij veelal in de meening dat zij behooren tot de uitgelezen groep waarop de étiquette niets zou kunnen aanmerken. Maar zij zien iets over het hoofd: In hun keurige salon, gekleed in hun keurige kleeren, gewapend met hun keurige woordkeuze, doen zij weinig anders dan ... kwaadspreken van anderen! Zij doen dat bij wijze van conversatie zonder de vooropgezette bedoeling anderen kwaad te doen en toch is dat precies hetgeen zij doen. Lieden van innerlijke beschaving spreken geen kwaad. Zij vertellen nimmer dingen van anderen, waarvan zij niet onomstootelijk zeker zijn. En zelfs als zij dat zijn doen zij er het zwijgen toe als het gaat om minder mooie eigenschappen of daden van derden. De man of de vrouw, die een heel gezelschap laat gieren van het lachen met een geestige parodie (lees: met het belachelijk maken) van een afwezige, zondigt tegen de wellevendheid: hij of zij schiet tekort in menschlievendheid, tact en beschaving en toont een bedenkelijke geestesarmoede. Immers, zij die iets te vertellen hebben, dat de moeite waard is, behoeven niet hun toevlucht te nemen tot kwaadspreken om een onderwerp te hebben voor hun conversatie. |
|