Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 174]
| |
ren. Een goed voorkomen is voor een niet gering gedeelte afhankelijk van onze kleeding. Laten wij dadelijk voorop stellen, dat men niet duur gekleed behoeft te gaan om goed gekleed te gaan. Goed gekleed wil zeggen: Kleeren dragen, passend bij onze persoonlijkheid, bij ons uiterlijk en bij onzen leeftijd en passend bij de gelegenheid waarvoor zij gedragen worden. Verder moeten onze kleeren keurig onderhouden zijn en min of meer aangepast aan de heerschende mode. Kleeren, die er uit zien of onze bet-overgrootmoeder ze reeds gedragen heeft, dragen zeer zeker niet bij tot het maken van een gunstigen indruk. Erger nog dan kleeren van zes modes ten achter zijn kleeren, die een ordinaire goedkoope smaak verraden. Immers achter onmodieuze kleeren kan zich een groot talent, een verarmde grootheid of een groot geleerde verbergen, maar in ordinaire opzichtige kleeren steekt nooit anders dan een ordinaire persoonlijkheid. Ordinair ten opzichte van kleeding is alles wat ‘te’ is: Te fel gekleurd, te overdreven modieus, te duur, te opvallend enz. Het geheim van goed gekleed te gaan is: Zooveel aan de mode ontleenen als dienstig is om het persoonlijke type op zijn voordeeligst voor den dag te doen komen. Dit eischt zelfkennis, zelfbeheersching, smaak en warenkennis; gemakkelijk is het heelemaal niet, maar het loont zeer de moeite. Voor de werkelijk goed gekleede vrouw is haar persoonlijkheid no. één en de heerschende mode no. twee. Zij zal ten allen tijde de mode aanpassen aan haar persoonlijkheid en nimmer de vergissing begaan zichzelf weg te cijferen ten koste van voorbijgaande modegrillen. De goedgekleede vrouw is - uiterlijk althans - totaal onbewust van hetgeen zij draagt. Deze bestudeerde argeloosheid is sommigen aangeboren. Het is een niet geringe factor voor succes want het hangt ten nauwste samen met de manier waarop wij onze kleeren dragen. Goede kleeren alleen zijn niet voldoende wanneer wij niet weten hoe wij ze moeten dragen. Aanbeveling verdient het om nieuwe kleeren eerst een middag of avond thuis te dragen alvorens ermede uit te gaan. Wij kunnen het kleeren probleem verdeelen in de volgende hoofdstukken: Dagelijksche kleeding, sportkleeding, en officieele kleeding. | |
[pagina 175]
| |
Dagelijksche kleeding voor de vrouw:De goedgekleede vrouw zal verschil maken tusschen morgen- en middagkleeding. Des morgens draagt zij een eenvoudige japon met weinig of geen garneering, een rok met pullover, of een blouse (sportief model, vooral niet bewerkelijk). Een rok waarvan het materiaal gerust duur mag zijn indien zij zich zulks kan veroorloven, doch altijd simpel. (Eenvoudige wasch-zijde, vyella, wollen fantasie stof, linnen, katoen, voile e.d.). Hierbij kan een wollen gebreid vest worden gedragen. Des morgens worden sportieve schoenen gedragen met stevige hakken. Op straat draagt zij eenvoudige hoeden, vilt of stroo in sportieve modellen met een simpele lint-garneering. Des morgens geen struisveeren noch gedrapeerde voiles, lakschoenen met hooge hakjes en gespen, bewerkelijke zijden of satijnen vesten, kanten blouses, druk gegarneerde japonnen e.d. Sportieve kleeding is ideaal voor de morgenuren, ook voor de oudere vrouw, die er met een goed zittende rok en een overhemd blouse van prima kwaliteit al of niet met een wollen vest met mouwen, vaak op haar best uit ziet. Een simpele gladde mantel, een eenvoudig mantelpak en des winters een kort (bont)jasje vormen een ideale dracht voor op straat. Voor des morgens de wollen of stoffen handschoenen, de wollen of flanellen sjaal, de sportieve handtasch van boxcalf of stof. Voor de middaguren is de lange bontmantel, het gekleede complet, het vossenbont, het zijden of georgette mantelpak, de gekleede korte of half lange japon, de lichte suède en bewerkte glacé handschoen, de zijden en de fluweelen handtasch en de tasch van suède met vergulde sluiting. Voor het bezoekuur: De fijn lederen opengewerkte schoentjes met hooge hakjes, de fijn zijden kous, de gekleede zeer kleine of zeer groote hoed met afhangende voile, met bloemen, veeren of wat de mode voorschrijft. De gekleede namiddagjapon kan ook voor eenvoudige eetpartijtjes in de stad voor avond, theebezoek, voor bioscoop, lezing e.d. worden gedragen. Ook voor het cocktailuur (Van 5-7 uur) kan men de gekleede middagjapon dragen of een lange zwart satijnen rok met gekleede blouse van lamé of brokaat hetgeen tevens dienst kan doen voor theater en uit eten gaan. Voor gala gelegenheden worden avondjaponnen gedragen met heel korte mouwtjes of zonder mouwtjes en min of meer gedécolleteerd. | |
[pagina 176]
| |
Bij bezoeken aan het Hof wordt de kleeding voorgeschreven. Baljaponnen bezitten geen mouwen en zijn hetzij van achter hetzij van voren laag uitgesneden. Dinerjaponnen hebben mouwen en zijn meestal tamelijk hoog aan de hals. De vrouw, die niet naar de galagelegenheden gaat, zal meer aan een dinerjapon dan aan een baljapon hebben. Er kan niet genoeg den nadruk op gelegd worden, dat kleeren passend dienen te zijn, d.w.z. passend bij de gelegenheid en de omgeving waar zij worden gedragen. Wie in een gebreide pullover naar de comedie gaat, wie in sporttenue des namiddags een visite maakt, of in een cocktailjapon voor de lunch een bezoek afsteekt, geeft ten duidelijkste blijk met de étiquette overhoop te liggen. Ook des morgens kan men zich extra netjes maken, mits men binnen het voor de morgenuren gebodene blijve. De wellevendheid eischt onverbiddelijk, dat de gastvrouw het eenvoudigste gekleed zij. Wanneer zij dus in twijfel verkeert omtrent hetgeen hare gasten zullen aantrekken, kieze zij van twee japonnen altijd de eenvoudigste. De huisvrouw, die eenvoudige of verarmde vrienden of familie bij zich ontvangt drage er zorg voor haar eenvoudigste kleeren aan te trekken en in uiterlijke tooi alles achterwege te laten, wat het verschil in welstand zou kunnen accentueeren. | |
Dagelijksche kleeding voor den man:De dagelijksche kleeding voor den man bestaat uit het colbertpak en zoo hij jong genoeg is: des zomers uit een sportief jasje zonder vest met pantalon in afstekenden tint. Voor het visite-uur draagt de goed gekleede man een donker blauw pak of een zwart colbert met gestreepte pantalon of een eenvoudig donker colbertcostuum. Bij recepties of officieele gelegenheden het zwarte colbert met gestreepte pantalon of de pandjesjas met gestreepte pantalon. (jacquet-costuum) Zoowel bij de laatstgenoemde kleeding als bij het zwarte jasje en het blauwe pak indien men hiermede visites maakt) wordt nimmer een slappe of gekleurde boord gedragen doch een witte stijve boord. Bij de pandjesjas behoort dit een staande boord met omgeslagen puntjes te zijn, zooals eveneens bij smoking of rok gedragen wordt. | |
[pagina 177]
| |
Bij de pandjesjas wordt voor recepties, begrafenissen en huwelijken een wit overhemd gedragen met stijve manchetten. Bij het zwarte colbert kan men een grijs of wit met zwart gestreept overhemd dragen met slappe manchetten (echter niet bij officieele gelegenheid). Bij een zwart colbert zoowel als bij een jacquet wordt een donkere (zwart met wit gestreepte, grijze of zwarte) das gedragen. Sprekende kleuren dienen hierbij te worden vermeden. Een plastrondas kan alléén bij een pandjesjas worden gedragen. Bij zwart colbert, pandjesjas en smoking worden als hoofddeksel gedragen: de zwarte bolhoed, de zwarte deukhoed of de hooge hoed. Bij rok wordt een chapeau-claque (opvouwbare hooge hoed) gedragen, welke echter géén dienst kan doen bij een begrafenis. Lakschoenen worden alleen bij rok of smoking gedragen en een enkele maal bij het zwarte jasje met gestreepte pantalon (d.w.z.: molières; pumps alleen bij avondkleeding). Echter nimmer bij een gekleurd colbertcostuum en dus ook nooit vóór 12 uur 's morgens. Bij genoemd zwart jasje met gestreepte pantalon kan men onder geen voorwaarde bruine schoenen dragen, noch kleurige sokken of overhemden, terwijl fel-gekleurde dassen hier min of meer ordinair bij staan. Grijs of zwart-met-wit hoort hierbij. De goedgekleede man draagt nooit een stijve bolhoed bij een regenjas en nimmer een slappe vilthoed bij een min of meer getailleerde zwarte overjas of lange pelsjas. Bij een regenjas worden bruine nappa of gele varkenslederen handschoenen gedragen. Grijze wildlederen of suède handschoenen behooren bij een donkere overjas van het meer gekleede genre en worden gewoonlijk meer door oudere heeren gedragen. De goedgekleede man draagt geen grijs glacé. Bij lichtgrijze zomerpakken worden geen zwarte doch bruine schoenen gedragen. Zwarte schoenen met zwart of grijs suède bovenstukken zijn uit de mode. Bruine schoenen met wit lederen bovenstukken getuigen bij een man van een opzichtige dus slechten smaak indien in de stad gedragen. Dit is een dracht voor dames en kinderen en voor aan het strand. Ook de man dient in zijn kleeding alles te vermijden wat ‘te’ is: Te hard groene, schel blauwe of licht beige pakken, overjassen of | |
[pagina 178]
| |
sokken. Te enorme petten, te wijde en te lange jassen enz. enz. Omgeslagen zoomen van broekspijpen worden alléén bij flanellen pakken en fantasie colbertcostuums gedragen, nooit bij gestreepte of zwarte pantalons. Bij een smoking wordt geen wit vest gedragen. Bij een rokcostuum draagt men een wit vest bij feestelijke gelegenheden. Bij een smoking hoort altijd een zwart dasje. Bij het afleggen van het doctoraal examen en bij promoveeren wordt een rok met zwart vest gedragen. Bij een rok hoort altijd een witte das (lakslippers of lakmolières en effen zwart zijden sokken). Blauwe en donkerbruine smokings getuigen van een excentrieke dus slechten smaak en worden ten onzent alleen door filmartisten en beroepsdansers gedragen. De man in avondkleeding en overjas (bij voorkeur zwart of donkerblauw) draagt als halsdoek een sjaal (vierkantmodel) van zware dof-witte zijde. | |
Sportkleeding:Bij sportkleeding geldt een axioma voor ieder, die goed gekleed wil zijn: Sportkleeding dient voor alles correct te zijn. Ieder, die meer den nadruk legt op modieus en flatteus dan op correct komt bedrogen uit en maakt van zichzelf een carricatuur. Het is een verkeerd idee te meenen, dat sportieve kleeren kleeren zijn, die voor alles gemakkelijk en los moeten zitten, waarbij men zin voor gedurfde kleuren kan botvieren en waarbij de snit er niet zoo heel erg op aankomt. Het tegendeel is waar. Goede sportkleeren zijn duur, omdat zij onberispelijk gesneden zijn. Dit geldt vooral voor rijkleeren. Een rij-kleed, een rijbroek en jas moeten even aangegoten als een uniform zitten en worden van zware whipcord, laken of andere soliede stof gekozen in donkere effen tint. Rijhandschoenen kieze men één of liever nog twee maten grooter, dan de handschoenen, die men gewoonlijk draagt. Het verdient aanbeveling bij een rijcostuum onherroepelijk ieder fantasie detail te weeren: Alles wat naar het excentrieke of bijzondere zweemt doet denken aan circus of variété en dient strikt te worden gemeden door lieden van opvoeding en beschaving. Géén fantasie hoed, géén krullen kapsels of fladderende haren, | |
[pagina 179]
| |
geen juweelen, hooge hakken of kanten zakdoekjes bij sportkleeding voor de vrouw. Precies hetzelfde geldt voor het jachtcostuum. Bij het ski-costuum is meer fantasie toegelaten, al is ook hier het meest aan te bevelen een effen donker goed zittend pak, dat men met ettelijke verschillende kleurige en fleurige muts-en-sjaalgarnituren kan opvroolijken. Bij het kiezen van een ski-uitrusting houde men vóór alles het oog gericht op de praktische bruikbaarheid van de aan te schaffen kleeren. Het tenniscostuum bestaat voor goede amateurs en beroepsspeelsters uit een mouwlooze blouse en een knievrij al of niet gespleten wijd rokje met bijpassend nauwsluitend broekje (wordt ook voor roeien gedragen). Zij, die onder de ‘krukken’ gerekend moeten worden zullen verstandig doen zich vooreerst nog niet in speciale tenniskleeren te steken, daar een speciaal costuum gewoonlijk met de benoodigde bedrevenheid gepaard gaat. Voor gymnastiek en schermen is een passend costuum: een losse wit linnen of zijden hemd blouse met knievrij zwart rokje (voldoende wijd) en lange zwarte kousen. Een apart costuum voor schaatsenrijders is er niet voor amateurs. Een stevige trui met rolkraag en een plusfour voor heeren en een dikke rok, voldoende ruim en kort met mantel of trui voor dames. Géén zijden kousen op het ijs! Voor bergsport heeft men spijkerschoenen noodig, een rugzak en een lodenmantel en rok. Onopvallende sportkleeren kunnen meestal dienst doen voor een verblijf op het land. Het strijdt tegen alle étiquette om zich in badpak met of zonder lange pantalon of badjas buiten het strand en de onmiddellijke nabijheid van het water te begeven. Zij, die aldus toegetakeld boodschappen gaan doen in het dorp van de badplaats waar zij vertoeven maken inbreuk op de goede vormen en geven aanstoot aan anderen. Hetzelfde geldt voor mannen, die in de onmiddellijke nabijheid van een café-terras zich niet ontzien de bovenste helft van hun zwempak te laten zakken na zich met vet te hebben ingesmeerd en aldus anderen een weinig verkwikkelijken aanblijk schenken. Dit is in hooge mate onbetamelijk en verdient aller afkeuring. | |
[pagina 180]
| |
Ook vrouwen en meisjes, die in het openbaar willen zonnebaden, dienen strikt de welvoegelijkheid in acht te nemen. In dit opzicht kan men beter te preutsch dan te vrij zijn. En moeders, die haar dochters toestaan om ten aanschouwe van Jan-enalleman zich nagenoeg geheel ontkleed in gezelschap van jongelieden in de meest ongewenschte houdingen te vertoonen dienden van overheidswege beboet te worden. | |
Mannen in hemdsmouwen:Er is niets tegen, dat mannen zich, mits niet in het publiek - op warme dagen in hemdsmouwen vertoonen, als zij noch bretels, noch vest dragen. Het dragen van vest of bretels zonder jas stempelt een man tot ongekleed, terwijl een goed zittend overhemd, gedragen in een riem een sportieve allure heeft, die geen aanstoot wekt (mits de persoon, die het draagt niet overmatig dik is). Jongere mannen kunnen zich bij groote warmte zeer goed in polohemd en lichte pantalon vertoonen in het publiek, mits vóór 6 uur des avonds en nimmer bij officieele of semi-officieele gelegenheden. | |
Kleeding bij verschillende officieele gelegenheden: De Bruid:De étiquette eischt, dat de bruid, die in het wit trouwt, al of niet met sleep en oranje bloesem, geen hoed draagt doch blootshoofds ga als zij geen sluier draagt. Draagt de bruid een sluier dan staat een sleep hoe kort ook, beter in stijl dan een rondom voetvrije rok. Bruidstoiletten dienen sober van makelij te zijn: Geen overdaad van strooken, volants, kant en vooral geen uitgesneden halsopeningen of korte mouwen, die van een bruidsjapon een mislukte avondjapon maken. Het beste kieze men zware soepel neervallende stof, die bij voorkeur crême wit en nooit zuiver wit (blauw wit) moet zijn want blauw wit is koud van tint en kleed den meesten slecht. De bruid, die niet in het wit trouwt heeft de keuze tusschen een mantelcostuum met hoed en een gekleede middagjapon lang of kort, met of zonder hoed. De bruid van boven de dertig trouwt meestal niet in het wit, doch in een gekleed mantelcostuum met hoed, of in een gekleede lange japon met of zonder hoed. | |
[pagina 181]
| |
De weduwe of gescheiden vrouw trouwt nooit in het wit en drage ook geen oranje bloesem. Ook de bloemen, die zij dragen zijn niet wit. | |
De Bruidegom:Draagt hoogen hoed en gestreepte pantalon, een pandjesjas, grijs vest en grijze das (plastron-das), een rose bloem in het knoopsgat (geen witte) en grijze suède handschoenen in de hand. Voorts: lakschoenen met zwart zijden sokken, staande boord met omgeslagen punten. De étiquette staat ook toe een zwart colbert met zwart vest, en grijs met zwart gestreepte pantalon. Voor het overige alles als bij een pandjesjas. Feitelijk hoort bij het zwarte colbert een bolhoed en geen hooge hoed maar zoo nauw wordt het meestal niet genomen. Trouwt de bruid in mantelcostuum, dan kan de bruidegom desgewenscht in colbertcostuum gaan. Bij een colbertcostuum wordt nooit een hooge hoed gedragen. De bruidegom in fantasiecolbert zal noch bruine noch lakschoenen dragen, doch eenvoudige zwarte schoenen. In het Zuiden des lands wordt - vermoedelijk onder invloed van het buitenland nog vaak in rok en witte das getrouwd, zooals vroeger vrij algemeen de gewoonte was. Voor officieren, beroeps of reserve, die in uniform trouwen is groot tenue voorgeschreven. De mannelijke getuigen bij een huwelijk dragen hetzelfde als de bruidegom, dus ook groot-tenue indien in uniform. De man, die in de morgen- of middaguren deelneemt aan een officieele plechtigheid in het openbaar (dus niet de toeschouwer doch degene, die deel uitmaakt van de uitvoerenden) draagt de officieele kleeding: Pandjesjas, hooge hoed, gestreepte pantalon of zwart colbert met dito vest en gestreepte pantalon. Bezit hij dit niet, dan kan een donker colbertcostuum volstaan met zwarte schoenen. Onder officieele plechtigheden wordt verstaan: Onthullen van gedenkraam, gedenkteeken, openen van tentoonstellingen, gebouwen, stadsgedeelten, (parken, speeltuinen, musea e.d.) jubileum, recepties, audiënties e.a. opwachtingen, comité's van ontvangst bij aankomst van hooge personages, begrafenissen, huldigingen enz. enz. Dames, die bij dergelijke gebeurtenissen tegenwoordig zijn, dragen gekleed namiddagtoilet met hoed, tenzij zij de ontvangende | |
[pagina 182]
| |
gastvrouw zijn, in welk geval zij zich zonder hoed vertoonen. Voor avondbijeenkomsten geldt avondtoilet, tenzij nadrukkelijk namiddagtenue is voorgeschreven. Het correcte costuum voor een audiëntie bij een minister is: jacquetcostuum, gestreepte pantalon, donkere das of plastrondas. Is men niet in het bezit van een pandjesjas, dan kan men met een zwart jasje met gestreepte pantalon en een donkere das volstaan. Ambtenaren dragen hun ambtscostuum bij alle officieele gelegenheden. Op hofinvitaties staat aangegeven of groot of klein gala voorgeschreven is. Dit geldt eveneens voor evt. ridderorden. Bij een donker pak hooren zwarte schoenen, hoewel het des zomers toegestaan is ook bij een blauw of donker fantasiecostuum bruine schoenen te dragen d.w.z. overdag. De goed gekleede man draagt des avonds nooit bruine schoenen, tenzij hij zich in sportieve kleeding vertoont. Des winters worden nimmer bruine schoenen bij een donker pak gedragen, ook niet overdag. Slechts bij een bruin pak kan men in den winter bruine schoenen dragen. Noch smoking, noch rok kunnen vóór half zes 's middags worden gedragen. Indien men naar een vergadering gaat, welke wordt gevolgd door een diner, is het een fout tegen de étiquette om zich reeds des middags in avondkleeding te vertoonen. De goedgekleede man zal nimmer een opgevouwen zakdoek in de zak dragen, welke hij uitschudt alvorens er zich van te bedienen. Dit uit de plooi schudden dient te geschieden alvorens men de schoone zakdoek in de zak steekt. Een heer verschijnt nimmer als bezoeker in een kamer met overjas, overschoenen, shawl, regenpijpen of knijpers aan de broekspijpen. Wanneer een paar tezamen uitgaat draagt de heer rok of smoking indien de dame in groot avondtoilet gaat. De heer draagt smoking of zwart colbert wanneer de dame hoewel niet in gala, toch in avondtoilet gekleed is. Draagt de dame een gekleede middagjapon, lang of kort, of een z.g. cocktail-japon, dan kan de heer in een donker fantasie-costuum met zwarte schoenen verschijnen. (in dit geval echter nimmer met slappe of gekleurde boord). Bij het afleggen van middagbezoeken draagt een dame een | |
[pagina 183]
| |
mantelpak, langen mantel, complet, trois-pièce of japon met cape of bont en een heer een donker fantasiecostuum, blauw pak of zwart colbert met gestreepte pantalon. Na 5 uur (cocktail uur) tot 7 uur kan een dame een lange rok dragen met een gekleede blouse waarin zij tevens uit eten kan gaan in een restaurant (zonder of met een zeer gekleed klein hoedje) of bij particulieren mits het geen groot diner is. Van 5-7 wordt eveneens het gekleede zwart zijden mantelpak met satijnen blouse gedragen, dat ook als minder gekleede avonddracht zeer geliefd is voor bijv. concert, circus, restaurantbezoek, cabaret enz. enz. Hierbij wordt een gekleede, meestal zwarte hoed gedragen. De begeleidende heer draagt hierbij visite-toilet (zie middagbezoeken). Voor kleine diners wordt de diner-japon gedragen, lang doch eenvoudig en sober vaak hoog aan de hals en soms met lange mouwen. Deze doet tevens dienst voor schouwburg en concert, mits geen gala-avond. De begeleidende heer kan hierbij zoowel smoking als zwart of blauw colbert of donker fantasiecostuum dragen. (Bij invitaties wordt de gewenschte dracht meestal vermeld). Des zomers draagt een dame voor een soirée, tuinfeest of andere avondbijeenkomst, een eenvoudige, luchtige, gebloemde of effen japon van zijde of georgette o.d., lang, maar zonder sleep of rugdécolleté en met mouwtjes. De begeleidende heer draagt een dun, niet al te licht zomerpak (colbertcostuum). | |
Kleeding van personeel:Hoeveel tegenkanting hiertegen ook moge zijn ontstaan van de zijde der meisjes, de meeste aanbevelenswaardige kleeding voor vrouwelijk personeel is nog altijd het frissche blauwe katoentje met een helder witte schort en voor des avonds of des Zondags de zwarte japon met wit schortje. De huisvrouw, die op het dragen van uniformen is gesteld, behoort deze ter beschikking (in bruikleen, niet in eigendom) van haar personeel te stellen. De katoenen japonnen kieze men wijd genoeg dat het meisje in den winterdag een blouse of truitje met mouwen er onder kan | |
[pagina 184]
| |
dragen. Zwarte kousen en eenvoudige zwarte lage schoenen met platte of blokhakken behooren hierbij. De zoo geliefde witte jasschorten zijn onpractisch daar zij spoedig vuil zijn en overigens teveel aan winkel of kapsalon herinneren. De huisknecht draagt in de morgenuren het bekende rose en witgestreepte jasje (in zijn werk een effen blauwe voorschoot waarmede hij echter nooit opendoet). Bedient hij aan de lunch dan verwisselt hij dit voor een blauw colbertpak waarbij een geel en zwart gestreept vest wordt gedragen met nikkelen knoopen. De echte livreiuniform met bruine groene of blauwe pandjesjas, gestreept vest en zilveren knoopen met wapen of monogram van den werkgever wordt niet zooveel meer gezien. Dient de knecht in rok, dan draagt hij een zwart vest en een zwarte das ter onderscheiding van den heer des huizes, die bij een rok nooit anders zal dragen dan een witte das en wit vest. Het rokcostuum van den knecht, waarin deze zich niet vóór zes uur steekt, vertoont voorts nimmer tresband op de zijnaad van de pantalon. Manchetknoopen en overhemdknoopen van den knecht worden van wit parelmoer gedragen. Werkgevers met veel personeel zullen de uniformen van knecht en chauffeur, in dezelfde stijl en kleur houden. De gestyleerde knecht draagt geen snor. | |
De kamenier:Draagt een effen zwart satinet of crêpe de chine japonnetje met een fijn batist fantasieschortje (wit), witte organdie manchetjes en dito kraagje. Van een goede kamenier wordt verwacht, dat zij in de perfectie kan naaien, knippen, verstellen, kappen, manicuren en strijken. | |
De nurse:Draagt verpleegstercostuum, veelal grijs of wit inplaats blauw met op straat een grijzen mantel met ceintuur en een grijzen verpleegsterhoed met grijzen sluier. Ook wordt de nurse wel eens in licht of donker bruin gekleed met beige linnen japon en witte schort. Haar uniformen worden door de werkgeefster verschaft. | |
[pagina 185]
| |
Kinderen en kleeren:Over kinderen en kleeren kunnen wij kort zijn: Hoe eenvoudiger en praktischer een kind gekleed is hoe aardiger het er uit ziet. Meisjes, die nauwelijks kunnen loopen, in bontjasjes, jongetjes, die net onder en boven de broek uit komen in plusfours, twaalfjarige nufjes in tafzijde, satijn en bont met stelthakjes, jongens in het begin der vlegeljaren met getailleerde jassen en lange broeken, dat alles is uit den booze, omdat het van normale gezonde kinderen caricaturen uit een honden- en apenspel maakt. De moeder, behept met een ware haak- en breihartstocht dient er tegen te waken, dat zij haar kinderen niet de slachtoffers laat worden van de wanproducten van haar teveel aan vrijen tijd. Het ergste, dat wij onze kinderen kunnen aandoen is hen uiterlijk te laten afsteken bij hun schoolmakkertjes. Als iedereen op school een pullover zonder mouwen draagt, laat Uw jongen of Uw meisje dan niet naar school gaan in een pullover met mouwen, omdat U het zoo veel praktischer en warmer vindt. De praktische moeder, die ‘op den groei’ koopt of knipt late de zuinigheid niet de wijsheid bedriegen: Kleeren, die op den groei gemaakt zijn, zijn ontegenzeggelijk praktisch, maar geen kind behoeft er uit te zien alsof het in de kleeren van zijn grooten broer of zus rondloopt. Warm in den winter, luchtig in den zomer, sober van snit met voldoende bewegingsvrijheid, zoo moeten de kleeren van onze kinderen zijn. |
|