Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 163]
| |||||||||||||||
De Invaliditeitswet, die 3 December 1919 in haar geheel in werking trad (tevoren waren slechts enkele artikelen van toepassing) is voor het grootste gedeelte van onze bevolking van beteekenis. Ook de huisvrouwen komen, zoodra zij personeel in dienst nemen, met gemelde wet in aanraking, die den werkgever verplicht vóór of gelijktijdig met de betaling van het loon in geld, premie voor | |||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||
het bij hem in dienst zijnde personeel te betalen, hetgeen uitsluitend geschieden kan door middel van plakken van zegels op de rentekaart van den arbeider, NOOIT door BETALING IN GELD aan den betrokkene. De zegels zijn verkrijgbaar aan de Raden van Arbeid, de Postkantoren, de Rijksdepothouders van postzegels en andere personen welke daartoe door den Raad van Arbeid, onder goedkeuring van het Bestuur der Rijksverzekeringsbank zijn aangewezen. De premie bedraagt zoowel voor inwonende dienstboden, hulpen in de huishouding, kinderjuffrouwen, als dagmeisjes, die loon plus kost, waarin begrepen broodkost, ontvangen, indien zij van 14-16 jaar oud zijn ƒ 0.30, van 16-21 jaar ƒ 0.40, voor alle meisjes, die den 21-jarigen leeftijd hebben bereikt ƒ 0.50. Voor werksters, naaisters e.d., mits deze verzekerden niet langer dan drie dagen per week bij denzelfden werkgever arbeid verrichten, behoeft voor elken dag, dien zij bij ons werken, slechts een dagzegel geplakt te worden dat voor 14-16 jaar ƒ 0.07½, van 16-21 jaar ƒ 0.10 en voor 21 jaar ƒ 0.12½ kost. Bovenstaande bepalingen gelden ook voor arbeidsters van vreemde nationaliteit. Gewoonlijk zal het in dienst tredende meisje in het bezit zijn van een rentekaart, immers iedere arbeider is, zoodra hij den leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, verplicht zich te verzekeren. Toch kan het voorkomen, dat een meisje, dat reeds eerder in betrekking was, zich nog niet heeft aangemeld; in dat geval zorge de huisvrouw er voor, dat het meisje zoo spoedig mogelijk aan haar wettelijke verplichting voldoet, immers ook al heeft de arbeider geen rentekaart, dan kan dit feit den werkgever geenszins ontslaan van zijn verplichting tot premiebetaling. Alleen voor de arbeidster, die n a het bereiken van haar 35e jaar bij ons in dienst zou treden, en nooit eerder een rentekaart heeft gehad, is geen premie verschuldigd. Toch verdient het in zoo'n geval aanbeveling, eerst bij den Raad van Arbeid te informeeren of de bewering van bedoelde dienstbode of werkster juist is; de gevallen, waarin als aanbeveling gezegd wordt, dat men geen rentekaart heeft zijn vele. Het bezit van een rentekaart kan leiden tot:
| |||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||
Alle personen, die eenmaal in het bezit van een rentekaart zijn, kunnen in de verzekering blijven, ook al zijn zij niet meer in loondienst. Wanneer het financieel eenigszins mogelijk is, mogen wij hun adviseeren te blijven doorplakken en liefst in de hoogste klasse, | |||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||
immers zooals wij boven reeds gezien hebben, heeft het totaal bedrag der geplakte zegels grooten invloed op de hoegrootheid der toe te kennen rente. |
|