Nagels uithalen in het publiek, hetzij met een mesje, schaartje of opgerold tramkaartje. |
Kiezen uitpeuteren. |
Hoesten of niezen zonder de hand voor den mond te houden. |
Kauwen met open mond. |
Krabben (openlijk en bedekt). |
Zich uitrekken. |
Geeuwen. |
Het laten ontsnappen van gassen en oprispingen. |
Stampvoeten. |
Zitten met overelkaar geslagen beenen, ronde rug, afgezakte schouders. |
Lui achteroverleunen in liggende houding. |
Gesticuleeren bij het praten. |
Gesticuleeren met mes, vork of lepel in de hand. |
Overluid lachen, praten, schreeuwen of roepen. |
Smakken bij het kauwen. |
Keelschrapen. |
Spuwen. |
Sigarenpunten afbijten en wegspuwen. |
Neuriën. |
Trommelen met de vingers. |
Sloffen, schuifelen. |
Wijzen naar iets of iemand. |
Omkijken naar iets of iemand. |
Neusophalen. |
Met de pink in de ooren wroeten. |
Neus peuteren. |
Slijm rochelen. |
Slurpen bij het drinken. |
(Bij verkoudheid of groote warmte) anderen in het gezicht blazen. |
Enzoovoort! Enzoovoort! |