Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 47]
| |
aan wie de verschillende boeken zijn uitgeleend en wanneer, opdat men niet anderen in verlegenheid brenge door een boek terug te vragen, dat aan een derde uitgeleend werd. Laat teneinde teleurstelling en onaangenaamheden te voorkomen degene, die een boek uit Uw boekenkast ter leen medeneemt, een kaartje onderteekenen waarop gij geschreven hebt: Heden .... volgt datum, van .... geleend .... (titel van boek) .... (volgt onderteekening). Wie veel uitleent kan deze kaartjes laten drukken en er een eenvoudig kaartsysteem van inrichten. Deze wijze van doen bevordert de goede orde en - de goede verstandhouding. | |
Boeken leenen van anderen.Op boeken van anderen zij men buitengewoon netjes. Men legge er nooit een z.g. ‘ezelsoor’ in, noch make men aanteekeningen of onderstrepe passages in boeken van anderen, terwijl men onder geen enkel beding een geleend boek zonder speciale toestemming aan een derde verder uitleent. Dit is in strijd met het meest elementaire begrip van goede vormen. Heeft men per ongeluk een boek, dat aan een ander toebehoort beschadigd, of heeft één der huisgenooten dit gedaan, dan late men de schade vakkundig herstellen en zoo dit niet mogelijk is, dient men een nieuw exemplaar terug te geven, buiten het gehavende, waaraan voor degene, die het uitleende, mogelijk persoonlijke herinneringen verbonden zijn. |
|