Beschaving.
Alle ware beschaving uit zich in tact, bescheidenheid en beperking en niet in datgene wat voor geld te koop is.
Het is het ‘teveel’ op alle gebied dat iemand onmiddellijk stempelt tot onbeschaafd: Een te luide stem, het gebruik van te sterke krachtwoorden, te opvallende (opzichtige) kleeding of huisraad, overdreven belangstelling, opgedrongen hulp of weldaden, te groote (kwetsende) openhartigheid enz. enz.
Alle overdaad getuigt van gebrek aan beschaving: Overdreven gastvrijheid, overdreven beleefdheid, of onderdanigheid, overdreven gulheid getuigen niet vóór maar tegen iemands welopgevoedheid.
De werkelijk beschaafde plaatst zichzelf niet op den voorgrond, voert niet den hoogsten toon, spreekt weinig of niet over zichzelf. Voor echte beschaving geldt: In de beperking toont zich de meester.