Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 32]
| |
het oogenblik, dat men een dierbare nabestaande heeft verloren en toch is het juist dan de étiquette, die veel storends zal weten te vermijden en er voor zal zorgdragen, dat alle pijnlijke situaties worden voorkomen. Zoodra een zieke is overleden worden de naaste familieleden en de beste vrienden verwittigd per telefoon of per telegram. Een begrafenisonderneming wordt gewaarschuwd en deze zendt onmiddellijk iemand om alle noodige maatregelen te treffen. De begrafenisonderneming zorgt voor de circulaires, voor het aanzeggen in de buurt, voor de inrichting van de sterfkamer, waar veelal groote met zwart doek behangen schermen worden neergezet, tegen welke achtergrond de kist op met zwart laken bedekte schragen wordt geplaatst, waarna de bloemen en kransen er rond om heen gegroepeerd worden. Een enkele staande lamp of kaarsen branden dag en nacht. In het sterfhuis gaan onmiddellijk alle gordijnen dicht tot na den terugkeer van het kerkhof op den dag van de begrafenis. De buren ter weerszijde en aan den overkant sluiten de gordijnen op den dag van de begrafenis tot na terugkeer der familie van de begraafplaats. Gasten voor de begrafenis worden door rouwrijtuigen naar het sterfhuis gebracht en afgehaald aan huis of indien afkomstig uit een andere gemeente aan trein, tram of boot. Bij een Katholieke begrafenis worden de gasten dadelijk naar de kerk gebracht. De nabestaanden behoeven alleen maar de lijst op te maken van hen, die circulaires behooren te ontvangen en van hen, die uitgenoodigd moeten worden. De begrafenisondernemer pleegt overleg met een vriend of familielid van de nabestaanden omtrent rangorde van de gasten wat betreft de plaatsen in de rijtuigen. Adressen op rouwcirculaires worden met de hand geschreven. Desgewenscht zorgt ook de onderneming hiervoor. De kransen, die men aan een overledene stuurt worden aan het sterfhuis bezorgd. Bij een Katholieke begrafenis veelal aan de kerk. Bij iedere krans hoort een kaartje met naam van den gever. Deze namen worden op een lijst genoteerd, teneinde hen, die bloemen zonden te kunnen bedanken. De toevoeging: Geen bezoek, geldt niet voor intieme vrienden en kennissen. | |
[pagina 33]
| |
Na aankomst op het kerkhof rijdt meestal de lijkauto naar een achteringang van de aula. Wanneer de treurenden binnentreden staat de baar onder een kleed met de bloemen en kransen bedekt op een podium. Zachte orgelmuziek weerklinkt. Nadat men heeft plaats genomen wordt desgewenscht door een dominé een korten dienst gehouden, waarna evt. verschillende sprekers zich doen hooren. Orgelspel besluit weer het laatste samenzijn, waarna de tocht naar het graf volgt. Zij die spreken hebben zich hieromtrent te verstaan met de naaste familie. Soms ook begeeft de stoet zich na aankomst dadelijk grafwaarts en wordt er aan de groeve gesproken. (Voor correcte rouwkleeding zie letter R. Rouw). Het spreekt van zelf, dat het gedrag van ieder, die bij een begrafenis aanwezig is vol eerbied voor den dood en vol mededoogen voor de nabestaanden dient te zijn. Men zij waardig, beheerscht en gedrage zich zoo onopvallend mogelijk. Vroeger bleven de dames altijd thuis bij een begrafenis, doch tegenwoordig gaan zij vrij algemeen mee naar de begraafplaats. Na terugkomst van de begrafenis werd vroeger een uitgebreid begrafenismaal aangeboden, waarbij de geraspte broodjes niet mochten ontbreken. Meestal volstaat men tegenwoordig met het aanbieden in het sterfhuis (soms ook na afloop in de aula van het crematorium of begraafplaats) van een kopje bouillon of koffie en een ragoutbroodje. De ragout- of saucijzenbroodjes worden op een papieren servetje op kleine bordjes gelegd met een mesje en vorkje ter weerszijde. Men kan deze bordjes klaargemaakt gereed zetten op buffet, tafel of dressoir en men kan ook door de gedienstige of een familielid iedere gast laten voorzien van zoo'n bordje, dat op een blaadje wordt gepresenteerd. De koppen bouillon of koffie kunnen bij meerdere tegelijk op een grooter blad worden rondgediend. Desgewenscht kan men er een droog beschuitje naast leggen. Dadelijk na het nuttigen van deze ververschingen nemen de begrafenisgasten afscheid. Tot hen, die uitgenoodigd worden mede te gaan in den stoet, behooren in de allereerste plaats naaste familie en intieme kennissen. Voorts: directies of vooraanstaande zakenrelaties, vertegenwoordigers van politieke e.d. vereenigingen, waarvan de overledene | |
[pagina 34]
| |
bestuurslid was; langjarig in dienst zijnde proc. houders, afdeelingschefs e.d. indien het een directeur betreft. Oudgedienden onder het personeel van de overledene enz. Kransen en bloemstukken worden voorzien van het kaartje van afzender, zonder meer aan het sterfhuis afgegeven. Kransen en bloemstukken voor een in het ziekenhuis overleden persoon moeten voorzien zijn van een adres: bijv. aan Wijlen Mejuffrouw Jansen of: Wijlen den Heer Pietersen, teneinde verwarring of verwisseling te voorkomen. Dit voor het geval dat de overledene van ziekenhuis uit wordt begraven. Grafkransen of bloemstukken bestemd voor een overledene in een andere stad moeten eveneens voorzien zijn van een adres. Men adresseert bijv. aan wijlen mej. Pietersen, of: aan de familie van wijlen mejuffrouw Pietersen, gevolgd door het adres van het sterfhuis. | |
Ceremonieel bij Israëlitische begrafenis.De Pieuse Genootschappen stellen kleine verzegelde zakjes met aardstof van den Palestijnschen grond beschikbaar waarmede men een gestorvene nadat deze gekist is bestrooit. Degene, die mede geholpen hebben de doode te wasschen en af te leggen strooien dit op gelaat en gewaad van de doode onder het uitspreken van bijbelteksten. In de sterfkamer of rouwkamer (ziekenhuis) wordt bij het lijk een brandend lichtje neergezet, dat onmiddellijk wordt ontstoken na het uitblazen van den laatsten adem. Dit lichtje is het symbool van de ziel. Zoolang het lichaam nog bij de nabestaanden vertoeft zal ook de geest van de afgestorvene nog nagloren in het lichtje. Zoodra de kist gesloten is wordt het lichtje op het bedekkende zwarte kleed op het hoofdeinde geplaatst - ook dit is symbool: de ziel des menschen kijkt uit de oogen naar buiten. Bij de doode wordt gewaakt en ‘geleerd’ (geleerd wil zeggen: de Joodsche Leer wordt beoefend, psalmen worden gezegd). Op den dag van de begrafenis wordt het lampje weggenomen maar niet gebluscht. Het blijft als symbool van de ziel van den gestorvene in de familiekring branden (gedurende 12 joodsche maanden voor vader of moeder; gedurende 30 dagen voor echtgenoot, kinderen, broers of zusters). | |
[pagina 35]
| |
Op elken verjaardag van den sterfdag wordt het licht ontstoken. De begrafenisstoet trekt indien mogelijk langs de synagoge, waar halt wordt gehouden. Is de doode een ambtsdienaar der kerk dan gaan de deuren open en branden er binnen lichten. Behoort de doode tot de hoogste Leeraren dan wordt het stoffelijk overschot in de kerk gedragen. Na een korte toespraak worden er vervolgens onder het aanheffen van treurzangen zeven ommegangen om de baar gemaakt, iedere ommegang vooraf gegaan door bazuin geschal. Noch aan de lijkkoets noch op de kist worden bloemen gelegd, die echter in den stoet wel worden meegedragen en later op het graf worden gelegd. Het is goede joodsche gewoonte, om wanneer men een lijkstoet tegenkomt mede te gaan, althans eenige schreden. Het joodsche ritueel eischt, dat het graf gedolven wordt zoo kort mogelijk voor aankomst van de lijkstoet. Wanneer de kist op de begraafplaats naar het Reinigingshuis is gedragen op de schouders, wordt hier na het uitspreken van een formule van onderwerping als symbolisch teeken van droefenis en verscheurdheid de boven zoom van het gewaad ingescheurd. (Voor vader of moeder links, voor echtgenooten, kinderen, broers of zusters: rechts). Tenslotte wordt de baar (nu niet op de schouders) door vrienden en verwanten grafwaarts gedragen. De Leider loopt vooraan en spreekt de toepasselijke woorden op zangerigen toon. De laatste zin wordt twee maal gezegd. Dan staat de stoet even stil en de dragers ruimen hun plaats in aan anderen, die gaarne deelnemen aan de laatste eer. Een kort gebed volgt waarna de stoet verder trekt. Driemaal in totaal wordt van drager verwisseld. Alle verwanten en vrienden werpen drie scheppen aarde op de kist en dragen er voor zorg de schop niet aan de volgende over te reiken, doch in het zand te steken. Dit beteekent, dat ieder persoonlijk bezig is een liefdedienst te bewijzen en dat het hier geen aangenomen werk geldt dat men elkander uit de hand neemt. Tot slot volgt het door allen meegezegde Rouwgebed. Na de begrafenis gaan de begrafenisgasten terug naar het sterfhuis. De treurenden zetten zich op den grond of op lage bankjes, ontdoen zich van lederen schoeisel en nuttigen het Verkwikkings- | |
[pagina 36]
| |
maal, dat uit brood en eieren bestaat en oorspronkelijk door de naaste buren werd aangeboden. Gedurende de gansche treurweek zitten zij zoo. Na de begrafenis vangt de treurweek (de zeven dagen) aan, waarvan de begrafenisdag de eerste is. Gedurende deze zeven dagen gaan de treurenden niet uit. In deze week gaat een stroom van menschen langs hen. De meesten zetten zich zwijgend nevens hen na een stillen handdruk of een enkel woord. Op den laatsten dag na het ochtend gebed staan de treurenden weer op en treden als het ware in letterlijken zin weer in het leven. |
|