Voorwoord.
Wanneer wij Hollanders zeggen: we hebben een verschrikkelijken hekel aan étiquette, dan vindt iedereen hier dat heel gewoon. Eigenlijk zijn wij er heimelijk een beetje trotsch op en wij vinden dat die hekel ons een zeker gevoel van fiere onafhankelijkheid geeft. Want - nietwaar - étiquette, dat beteekent officieel gedoe, plichtplegingen en strijkages en wij vinden dat het ons ganschelijk niet misstaat den natuurlijken eenvoud te verkiezen boven het aangeleerde en datgene wat wij spottend noemen: opzitten-en-pootjes-geven.
Tot zoover is alles best.
Maar - étiquette beteekent ook nog iets anders: étiquette beteekent behalve ‘officieel gedoe’ ook nog: simpele wellevendheid, correcte vormen en goede manieren.
Wanneer wij dit in het oog houdend met nadruk verklaren, dat wij een vreeselijke hekel hebben aan étiquette, dan zeggen wij feitelijk niets anders dan dat wij goede manieren en wellevendheid verafschuwen!
Dat klinkt al dadelijk heel anders.
Neen - zeggen sommigen, dat gedeelte van de étiquette niet, maar die bespottelijke plichtplegingen die kan ik niet uitstaan. Wij kunnen nu eenmaal in het maatschappelijk leven de dingen niet altijd geheel en al naar onze hand zetten.
Goede manieren, wellevendheid en onvermijdelijke plichtplegingen zijn in het maatschappelijk leven vaak zoodanig dooreen geweven en van elkander afhankelijk, dat het niet aangaat het een van het ander te scheiden.
Ook in het dagelijksch leven van hen, die niet in voorname kringen verkeeren kunnen zich telkens vragen voordoen waarop dit boek antwoord hoopt te kunnen geven.
Hoe hoort het eigenlijk ....? vraagt men zich af en zoo heel vaak handelt men maar lukraak, in de hoop, dat het zoo wel kan.
Men neemt het niet meer zoo nauw zeggen velen - toegegeven,