Aan den leezer.
Dewyl de zeldzaame gevallen en omstandigheden my in myne omzwerving in het Ys aan de Kust van Oud Groenland, in den voorleeden Jaare wedervaaren, naar alle gedagten Uwe weetlust zullen opgewekt hebben, en ik aan dezelve gaarn wil voldoen, zoo ter herinneringe van de Goddelyke bescherming aan myn Persoon, daar in beweezen, welke herinnering en verleevendigmaaking in my best wordt te wege gebragt, door op eene geregelde wyze over alle de byzondere ontmoetingen te denken, waaromtrent het opstellen van zulk een Berigt, zeer dienstig is, als ter aanwyzinge van de gevaaren die ’er by en omtrent zulke omzwervingen in te zamen loopen, en der middelen, die naast de Godlyken hulp, de beste zyn om dezelve zoo veel mogelyk te ontwyken, te voorkomen; en eindelyk, ter verkryging van meerdere kundigheid van de Plaatsen, in dien Oord waar men behoort te landen om Volk te vinden, en zyne Ontkoming en Levensonderhoud als anderszints, op de gemaklykste en zekerste wyze te zoeken, als om de Zeden en Gewoontens der Inwoonderen, eenigzints beter te leeren kennen, zoo heb ik op verzoek en met behulp van eenige Vrienden, dit volgende Verhaal daar van opgesteld en in Druk gegeeven; hoopende dat het zelve met genoegen en met vrugt mag geleezen, en onder ’t overdenken daar van, Gods Goedheid aan my en veele, daar in betoond, mag erkend en bewondert worden.
Niettegenstaande my ’t voorgevallene, over ’t algemeen genoomen, vry duidelyk voor den geest is, zo heb ik den Leezer egter te waarschouwen, dat hy dit Verhaal niet opvatte voor een volkomen zamenstel van al het gepasseerde, dewyl eerstelyk, myn Schips Jour-