Voorwoord
Op lerarenopleidingen, mo-instituten en universiteiten wordt bij het vakgebied geschiedenis in toenemende mate aandacht besteed aan de onderdelen theoretische geschiedenis en historiografie. Het eerste staat voor het denken over zaken als bronnenonderzoek en bronneninterpretatie, geschiedfilosofie, causaliteit, en objectiviteit, en het tweede betekent iets als ‘geschiedenis der geschiedschrijving’ en zou ook als een onderdeel van wetenschapsgeschiedenis gedoceerd kunnen worden.
Tijdens die colleges wordt uiteraard ook aandacht besteed aan de Nederlandse historiografie en daarbij valt steevast de naam Hugo de Groot in verband met de zogenaamde Bataafse mythe, een geschiedenisopvatting over een kleine tweeduizend jaar continuïteit in het vaderlandse verleden. Tijdens het bestaan van de Republiek gold deze mythe als een soort officieuze overheidsvisie en een belangrijk deel van de geschiedschrijvers werd erdoor beïnvloed. De Groot blijkt met zijn faam van geleerde aan deze geschiedvervalsing gezag te hebben verleend.
Hij heeft deze mythe in zijn Tractaet vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollandsche Republique als het ware gecanoniseerd. Dit curieuze werkje is in de zeventiende en achttiende eeuw een behoorlijk aantal malen uitgegeven, zowel in het Latijn, Nederlands, Frans en Engels, en soms ook samen met ander werk van hemzelf of Tacitus. Doordat de laatste uitgave van 1757 dateert, dus maar liefst 230 jaar geleden, leek de tijd rijp voor een integrale heruitgave ervan, voorzien van een inleiding en enige verklaringen.
De in de noten genoemde literatuur maakt het mogelijk deze materie rond de toenmalige geschiedschrijving, De Groots historische arbeid, de Bataafse mythe en andere toenmalige historische denkstelsels waaraan in deze uitgave niet zeer uitgebreid aandacht kon worden besteed, gemakkelijk verder uit te diepen.
Deze uitgave is in de eerste plaats een bronnenpublicatie. Hierdoor is het mogelijk geworden voor een ieder die op de een of andere wijze met geschiedenis en historiografie in aanraking komt, op eenvoudige wijze kennis te nemen van de inhoud van dit voor de Nederlandse historiografie belangrijke, zo vaak genoemde maar weinig gelezen en daardoor slecht gekende werkje.