Petrus de Ferrariis van Pavien,
in sijn Practijck, op den Titul, De Formula libelli quo agitur ex Substit. §§. Ex suo corpore, num. 4.
Want ghy moet weten, ghy onwetende Leeck, dat
het Rijck wel eer beyde de swaerden heeft ghehadt, te weten, het tijdtlicke
ende het gheestelicke, soo oock, dat de Keysers alle de Kerckelicke beneficien
vergaven, door de gheheele werelt: ende dat meer is, sy koosen den Paus.