Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd978. 1625 mei 12. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheere, Wt mijn voorgaendenGa naar voetnoot2 heeft uE. verstaen warom die saecke tijt vereyst. Dat is oock de opinie van de ervarentste ende meest geaffectionneerde, daervan het gemeen gevoelen niet en discrepeert. Tot noch toe is doorgaens onder de meeste ingesetene goet contentement ende blijft alles stil. Eenyge predicanten toonen haer onstelt over het verlies ende getugen noch geen volcommen geneugen in den successeur. Weinych dagen geleden sprack ick met een clouck man, die vrij mede in de saecke is geïnteresseert; meende sonderlynge voorsichtych most werden gehandelt ende dat men eerst van de ontslagynge van de heer Hogerbeets most beginnen.Ga naar voetnoot3 Ick twijfele selffs off dat nu oock tijdelijck is; hij meende jae. De aenstaende weecke sal ick in Den Hage vernemen hoe de kinderen genegen sijn ende met vrienden haer ten besten helpen raden. Haer versouck geaccordeert sijnde, gelijck hij meende dat het bij Dordrecht ende Amsterdam soude werden gefaciliteert, oordeelde dat men van uE. saecke soude moeten spreecken; was van gevoelen dat beyde de voorseyde steden daertoe genegen soude sijn. Andere willen andere trappen hebben gebruickt, hij oordeelde dat die te lanck soude vallen. Ick seyde dat uE. noyt tot eenych versouck sout willen verst(aen). Hij ghaff oock te kennen dat uE. niet behoirde te versoucken, maer dat het soo most werden gedirigeert dat men dede begrijpen dat den dienst van het lant daeraen gelegen was. Dat beviel mij wel. | |
Ick meene voor mijn vertreck noch eens, is 't mogelijck, in dat propoost te commen ende noch met andere te spreecken, ende te letten dat geen tijt ofte occasie en werde versuimt. D'absentie van ons neeffGa naar voetnoot4 stelt mij buiten postuir; met sijn advis ende goetvinden moet alles geschieden. Men moet hem niet overdryngen. Ick verlange om met ArtaxerxesGa naar voetnoot5 te spreecken, oock met den pedagoog;Ga naar voetnoot6 meene die haest te vinden, dan wederom hier [te] commen. Weest vrij gerust ende hout goeden moet, want mijns oordeels sal alles heel wel gaen. Dit schrijve ick met seer grooten haest, commende wt het lant; laete de nieuwe tijdingen voor andere. Hetgene ick door Artaxerxes hebbe doen dirigeren is alles tot noch toe wel gegaen, gelijck uE. van elders buten twijfel sult hebben verstaen. Ick en weet niet off het comt wt eygen goetvindynge van den man off op onse vertoonynge; moet dat vernemen. Ick diene nu wel in verscheyde plaetsen te sijn. Het noodychste moet voren. Desen 12 Meye 1625.
Ick heb dese reyse van uE. niet ontfangen; daerover ben ick verwondert. | |
Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius, à Paris. 10 st. In dorso schreef Grotius: 12 Mey 1625 N. Reigersbergh. |
|