Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd827A. 1623 april 18-21. Dagboekaantekeningen van W. de Groot.Ga naar voetnoot1Den 18en April 1623, geëxamineert bij Loenius ende DedelGa naar voetnoot2 ende den greffyer de Wit,Ga naar voetnoot3 ten huyse van Loenius.
Gevraecht van wyen ick verstaen hadde dat ReeckenaerGa naar voetnoot4 dycmael gevraecht was of broeder de Duytsche Apologie van den advocaet zal[iger]Ga naar voetnoot5 hadde gemaeckt, seyde nyet te weten of ick het van hemselver gehoort hadde ofte van yemant anders; altijt was het mij geseyt ten huyse van mijn vader ofte Salengre,Ga naar voetnoot6 daer ick was geweest om saecken sijn Gen[ade] van HohenloëGa naar voetnoot7 betreffende, waervan Salengre thresorier es. Gevraecht van wyen ick verstaen hadde dat SlatiusGa naar voetnoot8 veel schreef om te bewijsen dat de regieringe van het land nyet en kan bestaen, seyde hetselve uyt een straetgeruchte op het Hoff ofte elders verstaen te hebben. Gevraecht zijnde van wyen mij de lijsten van de af- ende aengesette magistraten waren gesuppediteert,Ga naar voetnoot9 seyde in absentie van mijn vader een packet tot onsen huyse gebrocht te zijn met opschrift aen mijn vader, 'twelck ick uyt vaders generale last hebbe geopent ende daerin nyet geschreven gevonden dan alleen een packet met opschrift aen mijn broeder, 'twelck ick sulcx als het was toegesloten hem overgesonden hebbe sonder te weeten wat datter in was. Gevraecht of ick nyet meer sulcke lijsten hadde gesyen seyde wel t'anderen tijde in druck ofte geschrifte sulck(e) gesyen te hebben, maer noeyt eenige aen mijn broeder gesonden te hebben ofte te weten van andere gesonden te zijn, nochte oock seeckerlijck te weten waertoe deselve souden mogen dyenstich zijn aen mijnen broeder. Dit geteyckent. Alsdoen ben ick gedimitteert, lastende de heeren dat ick na huys gaen soude ende daer blijven tot nader ordre. Ongevaerlijck een uyrken daernae ben ick ontboden door een knecht ten huyse van den president,Ga naar voetnoot10 daer de andere heeren van den Rade vergadert waren. Alsdoen hebben mij Loenius ende Dedel geseyt dat de heeren geen contentement daerin namen dat ick vaders bryeven openden. Seyde alsoo ick meede was in dyenst van den grave van Hohenloë, dat ick daerom sulcx door sijn last gedaen hadde. Seyde vorders de heeren dat ick scheen te doorvorschen alle dingen die mochten dyenen tegen den staet van 't land; dat ick daerom soo nyet geaffectioneert en was als het wel behoorde. Seyde noeyt yet gedaen te hebben ofte te willen doen tegens den staet van 't | |
land. Sij antwoorden dat sij oock sulcx van mij vertrouden ende mij daerover lyeten gaen. Vraegden vorders wat van den heer van Maurier ende van der Dussen was,Ga naar voetnoot11 dye ick schreef mijn broeder te doen groeten. Seyde dat ick den heer van Maurier op dien dage doen ick den bryef schreef gesproocken hadde, dye mijn broeder deede groeten, ende dat neef Eewout van der Dussen, dye in de Staten-Generael was geweest, insgelijcx hadde doen doen. Bedanckte de heeren van hare moeyte. | |
In dorso staat in een onbekende hand: Examen 18 April 1623 W. de G.Ga naar voetnoot12 | |
Tegen 9 uyren. Andermael den voornoemden de Groot geëxamineert op den 21 Aprilis 1623 of hij den bryef daerin de lijsten geslooten waren naedat hij die ontfangen hadde ofte eer hij die aen sijnen broeder overgesonden heeft nyet en heeft opgebroocken. Seyt dat hij de(n)selven besloten ontfangen ende sulcx weer voortgesonden heeft sonder denselven opgebroocken te hebben ofte te weeten dat yemant dye heeft opgebroocken, 'twelck hij presenteert bij eede te affirmeren. Dit wederom geteyckent. Hyerna is mij belast over elf uyren tot den president te comen. Aldaer een tijdlang geweest zijnde is mij bij den greffier de Wit alleen aengeseyt dat de heeren mijn examen gesyen hebbende de saecken vooralsnu sullen laten berusten; hij seyde de heeren hadden al van te voren contentement genomen; dat also der yet geseyt wierd was daer ordre gecomen om mij noch nader te hooren. | |
In dorso staat in een onbekende hand: N 3 N.B. Examen 21 April 1623 W. d. Gr. |
|