586A. 1618 december 10. Van het stadsbestuur van Rotterdam.Ga naar voetnoot1
Mijnheer de Groot,
Alsoo wij ten hoochsten benoodicht sijn om de stucken raeckende de questie van het stapelrecht op 't stuck van de westersche wijnen, als anders onder uwe Ed. berust hebbende, soo is ons ernstich versouck dat uwe Ed. deselve ons datelick wilt doen behandigen, soo uEd. die bij hem in de sack aldaer is hebbende, off andersints ons met een cleyn letterken te verwittigen waer wij deselve souden moogen vynden.Ga naar voetnoot2 Soo uEd. oock memorie sijt hebbende dat onder hem soude moogen weesen seecker accort, tuschen de gedeputeerden van de Groote VisscherijeGa naar voetnoot3 ende den burgermeesteren van Den Briele gemaeckt, aengaende het betonnen van het diep van de MaseGa naar voetnoot4 ende specialick van seeckere
| |
drie tonnen die in 't SuytdiepGa naar voetnoot5 den geheelen winter blijven oover leggen, is ons versouck dat hetselve meteenen believe aen te wijsen waer het te vynden sal sijn, off immers ons oover te schrijven wat uEd. van deselve saecke bewust is.Ga naar voetnoot6
Waertoe verwachtende, nae groetenisse, beveelen wij uwe Ed. de genaede des Heeren,
uwe Ed. goede vrunden, burgemeesteren ende gecommitteerden der stadt Rotterdam alhier in 's Gravenhaege tegenwoordich, ten beveele van deselve,
Corn. Smout, m.p., 10-12-1618.Ga naar voetnoot7
| |
Actum den Xen Decembris XVIc achtien.
|
-
voetnoot1
- Hs. Rotterdam, GA, Oud Stadsarchief, no. 865, voorheen D 130, f. 132r, eigenh. oorspr. De hierna volgende briefwisseling, op twee bladen, met de Rotterdamse stadssecretaris Cornelis Smout, vond plaats in de periode tussen Grotius' tweede en derde ‘examinatie’. Zie ook R. Fruin, Verhooren ..., p. 50.
-
voetnoot2
- In mei 1617 was er tussen Dordrecht en een aantal Hollandse steden, waaronder Rotterdam, een conflict over het stapelrecht voor de Franse of westerse wijnen opgelaaid. Zie de Res. SH (1613-1620) uit deze periode en J.G. Smit, ‘De Rotterdamse jaren van Hugo de Groot’, in: H.J.M. Nellen en J. Trapman, De Hollandse jaren van Hugo de Groot (1583-1621), Hilversum 1996, p. 132-135.
-
voetnoot3
- ‘de Groote Visscherije’, een benaming voor de zoutharingvisserij (WNT V, kol. 1071). Een speciaal ‘Collegie van de Groote Visscherije’, bestaande uit gedeputeerden van Den Briel, Delft, Schiedam, Rotterdam en Enkhuizen, grotendeels gekozen uit de burgemeesters van die steden, behartigde de belangen van deze bedrijfstak.
-
voetnoot4
- Vgl. Res. SH (1613-1620), p. 173-174: in een resolutie van de dagvaart 18 maart tot 11 april 1616 wordt bepaald dat vertegenwoordigers van Dordrecht, Delft, Rotterdam, Schiedam en Den Briel een regeling moesten opstellen ‘op de ordre van de pilotagie, vuyren en gevolge van dien, tot verseekeringe van de navigatie op het inkoomen van de Maze ende het Gat van
Goederede’. Het overleg van de commissie leidde tot ordonnanties van de Hollandse Staten, dd. 21 oktober 1616 en 25 juni 1621. Zie ook Rijksarchief in Zuid-Holland, De archieven van de colleges van de Grote Visserij, 1578-1857 (1859) ..., ed. A.A. Mietes, (Inventarisreeks nr. 29), 's-Gravenhage 1984, p. 22-24, 25-27 en nos. 17-18.
-
voetnoot5
- Bedoeld is het Zuiderdiep, ten noorden van Stellendam gelegen.
-
voetnoot6
- Het persoonlijk archief van Grotius bevat enkele documenten over het loodswezen (‘pilotagie’) op de Maas ('s-Gravenhage, ARA, coll. H. de Groot, Eerste afd., aanw. 1889, 25, f. 293-294).
-
voetnoot7
- Mr. Cornelis Jorisz. Smout († 19 juli 1625), sinds 1606 secretaris van de stad Rotterdam.
|