Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd200A. 1610 november 1. Aan D. Colterman.Ga naar voetnoot1Mijnheere, Ick hebbe deursyen de stucken van de zeerovers dye vuytgevaren zijn op de Fransche commissie,Ga naar voetnoot2 alzoe de Gecommitteerde Raiden mij dezelve ter handen hadden doen stellen, ende alzoo 't een zaecke was van grooten insichte heb ick goetgevonden met den advocaet van 't landt - hoewel hij zeer syeckelijck was - de zaecke te leggen in deliberatie zoo op de judicature als op de principale zaecke. Daernae heb ick de zaeke met het Hoff van Hollandt gecommuniceert, welcker aller advys was dat de voorszeghde zaeke ter eere van 't landt met een goeden ijever ende naersticheyt moet vuytgevoert werden ende aengaende de judicature wert verstaen dezelve mannen van Kennemerlandt te competeren zonder dat van noode is de gevangen persoonen over te leveren. Ick en zal nyet naelaten alle debvoir te doen dat dese zaecke met volcomen aucthoriteyt in goede justitie mach werden ten eynde gebracht. Ende hyermede zal mijne gebiedenissen doen aen uE. | |
Onderstont: uE. dyenstwillige, ende was onderteeckent: H. de Groot. Den 1e November 1610. | |
Onderaan de copie staat: Opschrift: Erntfeste, wijze, voorsienige heere David Colterman, balliu van Kennemerlandt, tot Haerlem. En bovenaan: Copie. |
|