Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd178E. 1609 november 20. Aan de Staten van Zeeland.Ga naar voetnoot1Edele, mogende heeren, Naedat wij tot tweemael voor commissarissen waeren gecompareert, alwaer bij ons zeer is geïnsisteert op de relaxatie van den waterbailliu, te minste onder alsulcke verclaeringe van non-prejudicie als bij uwe Mogende Edelen voordesen aen sijne Excellentie was gepresenteert, ende bij de raiden van sijne Excellentie verscheyde voorslaegen wyerden voorgewent op de moderatie van de costen ende dyergelijcke, dye wij nyet en hebben willen aennemen als nyet accorderende met uwer Mogende Edelen laetste resolutie ende bevel,Ga naar voetnoot2 ende dat nu de saecke t'eenemael was gedisponeert om in proces te geraecken, hebben de commissarissen voorgeslagen seecker middel, 'twelck ons scheen sulcx te wesen dat wij goedtgevonden hebben daerop uwer Mogende Edelen resolutie te verwachten. Deselve voorslagh werdt uwe Mogende Edelen bij de heer Magnus toegesonden. Ende hyermede, edele, mogende heeren, sal Godt almachtigh bidden uwer Edelen te behoeden in voorspoedige regieringe, uwer Mogende Edelen onderdaenige dyenaer,
| |
Den XXe Novembris 1609. | |
Adres: Edele, mogende heeren/mijneheeren de Staten 's landts van Zeelant ofte haere edele Gecommitteerde Raiden. In dorso staat in een onbekende hand: Waterbailliu. |