Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd178D. 1609 november 14. Aan de Staten van Zeeland.Ga naar voetnoot1Edele, mogende heeren, De missive van uwe Mogende Edelen, gedateert den VIe Novembris,Ga naar voetnoot2 is mij den XIIe behandight. Ende hebbe nyet naegelaeten den inhouden van deselve daetelijck sijne Excellentie ende sijne raiden te verwittighen. Waerop sijne Excellentie aengenomen hebbende de saecke naerder te leggen in deliberatie, hoopende - soo hoochgemelte sijne Excellentie seyde - dat de saecke wel soude werden geaccordeert, is mij eerst nu terstont vanwegen de voorszegde raiden voor antwoord geschickt dat zij persisteren bij de laetstgenomen resolutie, sonder aen te nemen de moderatie bij uwe Mogende Edelen op de overgesonden presentatie geconcipieert. Waeromme alsoo noodigh sal sijn den dagh van de comparitieGa naar voetnoot3 waer te nemen ende aldaer te verwachten eenigh redelijck accoord ofte andersins voorts te gaen in de begonste wegh van justitie, heb ick op 't alderspoedighste uwe Mogende Edelen daervan mids desen willen adverteren. Ende verwachtende wat uwe Mogende Edelen in dese saecke verder sal gelyeven te bevelen, sal hyermede, edele, mogende heeren, Godt almachtigh bidden uwe Mogende Edelen te houden in zijne protectie, uwer Mogende Edelen onderdaenige dyenaer,
| |
Den XIIIIen Novembris 1609. | |
Adres: Edele, mogende heeren/mijneheeren de Staeten 's landts van Zeelant. |