7337. 1645 februari 27. Van H. Appelboom.Ga naar voetnoot1
Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,
Ad diem 3/13 Februarii res in Bohemia feliciter cesserant domino marescallo Torstensonio. Castra metatus ad Cadenum in diversa loca cohortes speculatum hostisque vires exploratum emiserat.Ga naar voetnoot2 Praestolatus adventum generalis Axelii Lilia[e]Ga naar voetnoot3 paucos dies quieti militi concessit. Certum vero ipsi, ut biduo elapso recta versus Pilsam in hostem moveret; quod ut prospero eventu factum sit, velit Deus.
Coningsmarchius Boxtehudam oppugnat, qua expugnata Stadam aggredietur,Ga naar voetnoot4 nec diu extrahetur eis obsidio, si verum sit quod ex amici cuiusdam literis habeo, cives nimirum constituisse oppidum advenienti dedere, ut duplicis tributi onere leventur.Ga naar voetnoot5 Indicium etiam huius rei esse poterit, quod non ita pridem Bremensem episcopum ampliori quam 50 virorum satellitio stipatum intra portas admittere recusarint. Tractum vulgo dictum Oudelandiam occupavit ingentique praeda potitus est. Helmius Wrangelius 700
| |
Danorum partim cecidit, partim cepit, partim in paludem egit captis 400 equis.Ga naar voetnoot6 Inter caesos generalis Alefeldius numeratur.Ga naar voetnoot7 Plura loca vasta fecit, ne hosti commeatus suppeteret.
Hagae-Comitis nondum inter se convenire potuerunt in negotio Sueo-Danico.Ga naar voetnoot8 Residens Danicus copiam colloquendi cum Generalibus Statibus obtinere hactenus nequiit,Ga naar voetnoot9 licet Auriaco principi adhaerentes strenue insistere, praetendentes indecorum et insolens esse regio ministro colloquium denegare. De privilegii Orientalis Indiae Societatis prolongatione in partes itur graviterque disceptatur.Ga naar voetnoot10 Multi malum exitum verentur et ominantur.
Deus, illustrissime et excellentissime domine, illustrissimae Excellentiae vestrae prosperitatem et felicia quaeque diutissime concedat,
illustrissimae Excellentiae vestrae addictissimus servitor,
H. Appelboom.
| |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Martii.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1645, 8). Eigenh. oorspr. Tezamen met een brief van Carl Marin, dd. 18 januari 1645 (no. 7260). Antw. op nos. 7311 en 7322, beantw. d. nos. 7348 en 7361.
-
voetnoot2
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson versterkte zijn positie aan de Ohře (Eger). Zijn soldaten namen bezit van de plaatsen Chomutov (Komotau), Kadaň (Kaaden), Žatec (Saaz) en Louny (Laun) (Doc. Boh. VII, p. 171 no. 499 en p. 173 no. 506). Verkenners waren reeds op weg naar Plzeň (Pilsen) (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot3
- Generaal-majoor Axel Lillie, bevelhebber van de Zweedse troepen in Pommeren, vice-gouverneur in Meissen en stadscommandant van Leipzig, onderhield de verbindingen met het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson (Gazette 1645, no. 23, dd. 25 februari 1645).
-
voetnoot4
- Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, zette koers naar Buxtehude en Stade ‘im Alten Land’ (Gazette 1645, nos. 26 en 27, dd. 11 maart 1645, en ‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 321-322).
-
voetnoot5
- De inwoners van Stade hadden de stadspoorten niet willen openen voor het militaire gevolg van hun aartsbisschop-administrator Frederik van Bremen (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645). In de nacht van 23 op 24 februari verschenen de Zweden in de buitenwijken (Gazette 1645, no. 29, dd. 18 maart 1645, en Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, p. 51).
-
voetnoot6
- De Zweedse kolonel Helmut Wrangel verliet zijn kwartieren in Eckernförde en trok aan het hoofd van 1000 ruiters naar Altona. Op 17 februari maakte hij de brug over de Elbe onklaar en zette over Uetersen en Elmshorn (ten oosten van Glückstadt) zijn mars voort. Onderweg stootten zijn manschappen op de ruiterij van de Deense bevelhebbers Frederick von Bauer en Claus Ahlefeldt (Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
-
voetnoot7
- De Denen vluchtten het moeras in; zie Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 626: ‘Generalleutenanten Bauer und Alefeldt sind von dehnen pferdten abgesprungen und biss unter die armbe durchs wasser kaum entkommen’.
-
voetnoot8
- Alleen de Staten van Holland waren bereid een offer te brengen aan een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640). Vooralsnog zagen de afgevaardigden van Zeeland en de landgewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande meer heil in het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen.
-
voetnoot9
- Martin Tancke, de Deense resident in Den Haag, had de Staten-Generaal voorgespiegeld dat koning Christiaan IV tot inkeer was gekomen en bereid was de klachten van schippers en reders in overweging te nemen. De Hoog Mogenden stelden geen prijs op een particuliere conferentie en weigerden hem commissarissen te geven (Aitzema (fo) III, p. 4-5, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 146-148 en p. 186-187).
-
voetnoot10
- Het verzet van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande tegen de prolongatie van het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie (Res. SH, dd. 18 en 21-28 februari 1645, en Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 46-47 en p. 60-76).
-
voetnoot11
- Een ‘Stockholmse’ brief van Carl Marin, Zweeds resident te Zürich, dd. 8/18 januari 1645; zie no. 7260.
|