Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16

7218. 1644 december 30. Van [G. Keller].¹

Gestern abend seind des herren legati Oxenstirns Exc.² nachdem sie zu Münster mit den herren Frantzösischen gesandten verschiedene conferentzen gepflogen³ alhier wiedrumb angelangt, vnd ist deren verrichtung halber allein dieses zuberichten, das sie, in behueff der fortsetzung des friedens negotii sich eines vnd anderen expedientis verglichen, vnd vff den schleünigen fortgang mit allem eiffer zu treiben, erkläret haben.⁴ Sonst ist, wegen gehaltenen catholischen Christfests nichts weiters vorgefallen, vnd weiln nun auch vnssre feyrtage vor der hand seind,⁵ so wirdt den kleinen rest dieses jahrs wenig mehr zu vermuthen vnd zu communiciren sein.

Die keyserl. herren gesandten alhier bestehen noch vest daruff, das sie der stadt

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 120. Oorspr. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.

2 De Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna verliet Osnabrück op 13/23 december (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 445, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 815).

3 Op maandag 26 december brachten de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hun collega de ‘eerste visite’. De bijeenkomst was van lange duur - van 9 tot 3 uur in de middag - en verliep in een harmonieuze sfeer (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 819-825, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 125).

4 Abel Servien blikte in een brief aan de Franse staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, dd. 31 december 1644, tevreden terug op de besprekingen met de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna (26-28 december): ‘Nous avons eu diverses conférences avec luy, tant en commun dans la première visite que nous luy avons faicte conjointement, que dans celles qu'il a rendues à chacun de nous séparément. Je vous puis asseurer, Monsieur, que selon ce que j'ay peu recueillir des discours que nous avons tenuz ensemble, les desseins de la Couronne de Suède pour la négotiation de la paix sont à peu prèz conformes à ceux de la France et à ce qui est porté par nos instructions’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 822-828; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 446-447, en Diarium Volmar I, p. 249).

5 De Zweedse delegatie te Osnabrück volgde de Juliaanse kalender. Kerstmis viel volgens deze berekening op donderdag 25 december 1644/4 januari 1645.

[p. 282]

Stralsundt, weiln sie kein immediat stand des Reichs ist, keinen pass, vmb anhero zu kommen, geben wollen,⁶ dieweiln es aber eine sache von grosser vnd gefährlicher consequentz, in dem da durch nicht allein ermelte stadt, sondern noch andere mehr der crohn Schweden adhaerirende mediat stände vnd stätte ausser consideration ihres interesse gebracht würden, vnd vber das keyserl. M[ayestä]t selbst in dero aussgefertigten general salvo-conductu durch setzung dieser, vmb so thanen vrsach willen lang disputirter formalien foederati status et adhaerentes, etc., solches eingewilligt haben, allss wirdt an konigl. Schwedischer seiten man solches praeiudicium nicht auffkommen lassen.

Osnabrück, vom 20. Decembris anno 1644.

6 Op 5 december had de Zweedse gezantschapssecretaris Mattias Mylonius Biörenklou de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane benaderd met een verzoek om een paspoort voor de gedeputeerden van de stad Stralsund. De keizerlijken maakten bezwaar en betoogden dat het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) weliswaar sprak over de afgifte van vrijgeleidebrieven aan de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Zweedse kroon, maar dat deze regeling slechts betrekking had op de vertegenwoordigingen van de ‘immediatreichsstände’ (ordines) en beslist niet op ‘alle und iede im gantzen Römischen reich ihnen zugethane und anhangende stätte ... alß Stralsundt, Stetin, Wißmar und Erffurth ...’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 31; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 89 en p. 99-101; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 442-445, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 392-394).

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 18 Ian.