Adres: Monsieur/monsieur l'ambassadeur de Suede, à Paris.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 9 Nov.
En in dorso: 7 Oct. 1644 D. de Groot de Cassel.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 27, 32. Eigenh. oorspr. Grotius' jongste zoon Dirk de Groot (1618-1656) diende als ‘aide de camp’ in het Frans-Weimarse leger van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. Eind juli-begin augustus was hij in de strijd om het bezit van Freiburg im Breisgau in handen van de Zwabisch-Beiersen gevallen. De overwinning die de Fransen op 3, 5 en 10 augustus 1644 ten zuiden en ten oosten van de stad hadden behaald, stelde hem in staat om aan zijn bewakers te ontkomen. In de tweede helft van augustus meldde hij zich weer in het hoofdkwartier van de burggraaf van Turenne. Begin september onderscheidde hij zich bij de belegering van de vesting Philippsburg (nos. 7030 en 7055 (dl. XV)). Op 11 september nam hij deel aan de Frans-Weimarse overwinningstocht over Worms en Mainz naar de plaatsen Bingen, Bacharach, Neustadt an der Weinstrasse (ten westen van Spiers), Friedelsheim (nabij Bad Dürkheim) en Landau (no. 7066 (dl. XV)).
-
voetnoot2
- De brief is niet overgeleverd. Op 30 september riep maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zijn officieren bijeen in de kwartieren van de Franse opperbevelhebber Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, te Philippsburg (Mé-
-
voetnoot2
-
moires du maréchal de Turenne I, p. 32-35). Tijdens dit beraad viel waarschijnlijk de beslissing om Grotius' jongste zoon naar de landgravin van Hessen-Kassel te sturen. In de Historie van het leven des heeren Huig de Groot (II, p. 367-368), verhaalt A. van Cattenburgh: ‘De jonge de Groot, op last zijner veldtheren met eenige benden van 't leger afgestoken, bemachtigde Fridelsheim en Nieustadt. Waar na hij van hen in bezending wierd gestuurt naar de landgravin van Hessen-Kassel ... . Maar ten dage als hij derwaarts wierd afgevaardigt, schreef de maarschalk de Turenne een brief, noch onder ons berustende, gedagtekent in Philipsburg den dertigsten van Herfstmaandt, waar in hij den Heere de Groot kennis gevende van die bezending met zeer veel lof schrijft van zijn zoon, en belooft zorg te zullen dragen voor zijn bevordering, doch dat de bediening van generaal-major, daar om verzocht scheen te zijn, zoo licht daar niet open viel, als in Vrankrijk’.
-
voetnoot3
- Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg (1602-1651), landgravin van Hessen-Kassel, had zich in het Frans-Hessisch subsidieverdrag van 27 augustus 1639 verplicht tot het leveren van een bijdrage aan de Franse oorlogsinspanningen in Duitsland (Bernard de Saxe-Weimar, p. 241, en Engelbrecht, ‘Der Hessenkrieg am Niederrhein’, in Annalen des hist. Vereins für den Niederrhein 161(1959), p. 66-67, en 162(1960), p. 72). Inmiddels had Johann Geyso al vierduizend Hessen naar het front overgebracht (no. 7070, n. 16 en 42, en Lettres Mazarin II, p. 86).
-
voetnoot4
- Grotius had zich in de zomer van 1644 geschaard achter de protesten van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel tegen de militaire steun die Frederik Hendrik aan graaf Ulrich II van Oostfriesland had verleend (no. 6963 (dl. XV)).
-
voetnoot5
- De Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein, stond op voet van oorlog met de Staatse versterkingen in Oostfriesland. Onder geen beding wilde hij zijn Oostfriese eenheden beschikbaar stellen voor de campagne van de Franse legers aan de Rijn. Tenslotte zetten de Fransen de partijen zo zwaar onder druk dat ze wel moesten instemmen met een troepenreductie. Het accoord
vergde blijkbaar het uiterste van de krachten van de Hessische bevelhebber. Twee dagen na de ondertekening kreeg de graaf een hevige koortsaanval († eind oktober 1644 te Aurich) (ADB V, p. 581-582; L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 254-257, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 559, p. 577, p. 594-595).
-
voetnoot6
- De keizerlijke bevelhebber Matthias (1584-1647), graaf Gallas, was een slecht strateeg (ADB VIII, p. 320-331; NDB VI, p. 46-47). Op 15 september was hij bij Bernburg de Saale overgestoken. In een poging zijn Zweedse achtervolgers te misleiden, maakte hij ten noorden van Halle een omtrekkende beweging in de richting van Wettin. Veldmaarschalk Lennart Torstensson en generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bevelhebber van het Zweedse expeditieleger, doorzagen de list en sloegen op 29 september hard toe (Doc. Boh. VII, p. 141 no. 412, en Gazette 1644, no. 130, dd. 22 oktober 1644: ‘D'Erfort en Thuringe, le 1 Octobre 1644’).
-
voetnoot7
- In januari 1644 zou generaal-majoor Ludwig von Schmidberg een regiment lichten voor dienst in het Frans-Weimarse leger van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. De werving mislukte en na een hooglopend meningsverschil verliet de generaal-majoor de krijgsdienst (Lettres Mazarin I, p. 520-523, p. 531-536, p. 571, p. 592 en p. 647). Zijn berintrede werd door kardinaal Jules Mazarin van harte begroet: ‘M. Smitberg demande aussy de rentrer dans le service. C'est un fort bon homme d'infanterie ... et fort estimé dans l'Allemagne’ (Lettres Mazarin II, p. 66-67).
-
voetnoot8
- Op aanbeveling van de Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth dong de in Venetiaanse dienst getreden generaal-majoor Gilles de Haes (1597-1657) naar een aanstelling in het leger van hertog Maximiliaan I van Beieren (BNB V, kol. 136-139, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148).
|