Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7056. 1644 september [19]. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheere, Generael Gallas is met de gansche keyserlijcke armee den 20 en 21e passato stylo vetere d'Elve te Lauwenburg soo haestigh gepasseertGa naar voetnoot2 dat hij eene groote quantitijt van proviant, 'twelck hij te Hamburg hadde laeten opcoopen, niet en heeft dorven verwachten, maer heeft die teruggegelaeten. Tsedert hebben wij tijdinge dat hij al te Magdenburg is aengecomen ende sijne marche seer spoedigt nae de keyserlijcke erflanden. Generael Torstenson is van Gadebusch op Lauwenburg en Boitsenburg gegaen ende den 26e naemiddags te Boitsenburg in persoon aengecomen, aldaer een schipbrugge dien dag doen vervaerdigen ende den 27e mede d'Elve gepasseert.Ga naar voetnoot3 Sijne cavallerie is in de 13 à 14000 wel gemonteerde ruiters sterck, geresolveert den vijant nae te jaegen.Ga naar voetnoot4 Bredenburg, | |
Christiaenprys, Trittau, Ripen, Coldingen, Hadersleven en Arpurg sijn met Sweedsch guarnisoen beset gebleven.Ga naar voetnoot5 Den landgraef Frederick van HessenGa naar voetnoot6 heeft met 150 peerden en ontrent 40 musquettiers een stroop in 't graefschap Pinnenberg gedaen ende daerdoor veroorsaackt dat de Deensche, 1200 te peerd en te voet, de belagerung van Pinnenberg ende alle opgeworpene schansen en nieuwe wercken gequitteert ende sich tot Gluckstad hebben moeten begeven. In dese occasie is niet alleen Pinneberg ontset, veel Deensche verstroeit, maer hebben oock de Deensche met tamelijck verlies en disreputatie de belegeringe voor Bredenburg moeten verlaeten en haer nae Gluckstad retireren. Van de conincklijcke Sweedsche vlooten is noch geen seeckerhijt. Van Lubeck word geaviseertGa naar voetnoot7 dat deselve 73 zeylen sterck nae de Sond souden sijn geloopen. Den veltmarschalck Horn ligt met sijne armee noch bij Malmuyen in Schoonen, verhinderende het fourageren ende den toevoer van proviant te lande, daerover de ruiterije in die stad leggende gecomen is in groot gebreck van haver en hoy, sulcx sijne Mayesteyt te Coppenhagen en daerontrent heeft doen opcoopen veel hoy ende nae Malmuyen doen brengen, insgelijcx veel haver, ende soude den coning van Dennemarcken selfs in persone gedacht wesen met eenig volck te peerde en te voet nae Malmuyen over te gaen.Ga naar voetnoot8 Deses staats ambassadeurs nae Sweden en connen niet genoeg roemen het courtois onthael dat hun daer geschiet is, de spoedige audiëntie en goede antwoorde die hun gegeven is dat haere mediatie in 't rijck aengenaem soude sijn.Ga naar voetnoot9 Daertegens beclaegen sich de ambassadeurs nae Dennemarcken vanhier versonden wegen het onthael ende hoe slecht sij aengesien sijn. Den 27 passato en hadden sij bij den coning noch geen audiëntie gehad, dewelcke hun de twee rijckscancelaers Hoy en Reventloe ende den rijcxraed Crabbe hadde toegesonden wegen sijne scrupule in 't aennemen van deses staats aengebodene mediatie, vermits de wtrustinge van de vloot bij Louis de Geer voor haere conincklijcke Mayesteyt van Swede, hier te lande geëquippeert, 'twelck groot geëxaggereert werd.Ga naar voetnoot10 | |
Overmorgen sal hier een dancksegginge door 't lant gedaen werden wegen het overgaen van 't Sas van Gent,Ga naar voetnoot11 waer men beesigh is om de wercken te slechten ende te repareren wat terneder geschooten is. Soo het weder het toelaet, meint men dat noch wel iets soude connen voorgenomen werden.Ga naar voetnoot12 In Oost-Vrieslant soude tussen de Hessische ende des graven van Embden troeppen eenige dadelickhijt gepasseert, ende de dese de desadventage daerin gehad hebben; dieswegen men deses staats derrewaerts geordineerde commissarios wil doen spoedigen om de saacke,Ga naar voetnoot13 eer het tot grooter verbitterhijt comt, te accommoderen. Ick blijve, mijnheere, u. Excellentie dienstwilligste. | |
Den 18 [sic] Septembris 1644. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 27 Sept. 1644. |
|