Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

6868. 1644 mei 19. Van G. Keller.¹

Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vndt patron,

Dieses wenige giebt allein die nachricht, dass am vergangnen Sonntag abendts der Portugesische minister don Botelho alhier eingelanget ist, mit einer convoy von 450 commandirten pferden vnter conduicte des herrn obristen Eisenbergs,² vndt weiln hierdurch m[onsieu]r de La Thuillerie, sicher nach Minden vberzukommen, eine erwünschte gelegenheit gehabt, so hatt er, vngeachtet seiner grossen indisposition, zu seiner abraise resolvirt, die er auch am Montag vormittag, nach dem beeder herren ambass[adeur]s EExc. ihn besucht vndt valedicirt gehabt, zu werck gerichtet, sich in dise carosse mit sampt dem bett tragen lassen, vndt mit der convoy vff Minden gangen ist, von wannen er mit besserer commodität förter kommen wirdt. Die keysserl. haben vff ihn vndt die Portugesen fleissig gepasset, durch einen so schleunigen vffzug aber fehl geschlagen. Zu Münster ist der herr Rosenhane zwar angelanget,³ ihme aber weder von den Frantzösischen gesandten, noch von dem magistrat der statt, einige ehr der empfahung, wie anderen königl. ministris daselbst vndt hier geschenen, angethan worden. Sonst beruhet alhier noch alles in vorigen terminis, ohne dass die keysserl. gesandten alhier nun woll sa-

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 103. Eigenh. oorspr. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.

2 De Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes had in Minden gewacht op een Zweeds escorte dat hem naar Osnabrück zou brengen. Zijn aankomst viel op zondag 15 mei. De volgende dag gaven de ruiters van kolonel Wolf Heinrich, graaf van Isenburg, de Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, een geleide naar Minden (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 421, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 220).

3 De Zweedse resident Schering Rosenhane was op 13 mei in Munster gearriveerd. Tot zijn teleurstelling hadden de Franse gevolmachtigden hun koetsen niet vooruit gestuurd (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 204).

[p. 419]

gen vndt versicheren lassen,⁴ dass sie ihre vollmacht bey handen haben; wie sie aber beschaffen sein möge, wirdt zu seiner zeit zu sehen sein, noch zur zeit aber wollen sie nicht an tag damit.

Nechst hertzlicher anwünschung alles glücklichen wolstandts, schliesse ich hiemit, vndt verbleibe allzeit,

Ew. Excell. gehorsambster diener,
G. Keller m.pa.

4 De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hielden hun volmachten nog onder zich. Alleen na ontvangst van nieuwe instructies uit Wenen waren zij bereid om met de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius een regeling te treffen voor de ceremonie van de uitwisseling van de volmachten op een neutrale plaats in Osnabrück.

Ossnabrück, den 9/19. Maii 1644.

Am vergangnen Dienstag ist der baron de Rorté, vndt in seiner gesellschafft m[onsieu]r de Cerisantes, von hinnen nacher Münster geraisst,⁵ dieser wirdt mit den Frantzösischen ambassadeurs vber dem Dänischen wesen communiciren vndt so förter nach Franckreich gehen, jener aber innerhalb wenig tagen wiedrumb anhero kommen.

5 De Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes was op 5/15 mei in Osnabrück aangekomen. In de vroege morgen van de 17^de mei vertrok hij in gezelschap van de Franse resident Claude de Salles, baron van Rorté, naar Munster. Op 21 mei schreven de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien aan de graaf van Brienne: ‘Nous avons aussy un envoyé de la Reyne de Suède qui doit passer en France pour faire entendre les raisons qui l'ont portée à la guerre de Dannemarch et celles qui l'ont empeschée d'en communiquer le dessein aux alliéz avant que l'exécuter’. Een week later zag Schering Rosenhane er op toe dat de koninklijke commissaris zijn reis over Staats grondgebied kon vervolgen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 174 en p. 208-209, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 214-215, p. 219 en p. 223).

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 31 Maii 1644.