Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

6729. 1644 februari 24. Van G. Keller.¹

Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgeneigter herr vnndt patron,

Von hinnen ist diesessmahll allein zu berichten, dass der zue Münster anwesende Frantzösische resident m[onsieu]r de S[ain]t-Romain² vorgangene woche alhier gewe-

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 92. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius te Osnabrück.

2 Melchior de Harod de Senevas, markies van Saint-Romain, diende zich in de avond van de 15^de februari ten huize van de Zweedse gevolmachtigde aan (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 279-281, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 167-168). Bij terugkeer in Munster deed hij een beroep op de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien om zo spoedig mogelijk hun verblijf in Den Haag af te breken (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 286).

[p. 172]

sen, vnndt nach etzlichen tagen wieder zurugk gezogen, welcher berichtet, dass die Frantzösische ambassadeurs alss diese woche gewiss zue Münster anlangen würden, gestalt diese selbst durch schreiben eben dergleichen vertröstung anhero gethan haben. Wan ess also erfolgt, so ist nicht zu zweifflen, ess werde der herr legat Oxenstirn ebenmessig ehister tagen diesess orthss erlangen.³ Dahingegen aber will man noch sagen, ob gienge der herr graff von Awersperg, jungst angedeuter massen mit seiner abreise vmb, wovon doch sich nichtess gewisses sagen lässt,⁴ vnndt hoffe ich viellmeher, er, wan vnssre vnndt die Frantzösische ambassaden völlig vorhanden seind, er vor den abzug dass bleiben erwehlen, vnndt, an statt dz werck zu solviren, desselben fortgang befordern werde, im fall in selbiger seits eigener friedensslust vorhanden ist.

Sonst gehet in diesen quartiern nichtess veränderlichess vor, so da vberschrieben zuwerden meritirte, vnndt dass vbrige, so von der armee einkompt, ist von Hamburg auss ehe alss von hinnen zuerfahren, darumb ich zu doppeltem beschwerlichen lesen kein vhrsach geben soll.⁵ Ess haben vnssere völcker dass landt nun offen vnndt frey von der Ost- biss an die Westsee, welchess dem vermuthen nach nun leichtlich eine correspondentz linie zwischen der armee vnndt Schweden vff Gottenburg, öffnen wirdt.⁶ Man sagt zwar auch von groessen progressen dess herrn feldtmarschalln Horn vff der andern seiten, vnndt dass er schon biss an den Sundt avancirt haben soll,⁷ aber dessen hat man kein fundament. Der könig in Dennem[arck] soll sich noch nichtess irren lassen,⁸ sondern noch einen weeg alss den andern, muthiges sinness sein, doch an der fortification Coppenhagen starck arbeiten lassen. Dem gesandten dess parlaments in Engellandt hat er keine audientz geben wollen,⁹ der ist gahr malcontent desshalb zue Hamburg wieder ankommen, vnndt soll sich offentlich verlauten lassen, dass man balt auch Englische völcker in Dennemarck sehen sollte. Die stadt Lubeck lest noch sterck werben; daselbst seindt, vmb vber diesem wesen zu deliberiren, die Hansee-städte, ohn Braunschweig,¹⁰

3 Zodra hij op 11/21 maart de tijding ontving dat de Franse delegatie in aantocht was, begon de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna zijn vertrek uit Minden te regelen. Zijn entree in Osnabrück maakte hij op 27 maart/6 april 1644.

4 De keizerlijke vredesonderhandelaar Johann Weichard, graaf van Auersperg, droeg zijn taken in de tweede helft van september 1644 over aan rijksraad Johann Maximilian, graaf Lamberg; vgl. no. 6713.

5 Berichten die begin februari in Hamburg werden opgevangen over de Zweedse ‘inkwartiering’ in Sleeswijk-Holstein, Jutland en het aartsbisdom Bremen, bereikten de Franse hoofdstad al in de week van 21-27 februari; vgl. de Gazette 1644, no. 20, dd. 27 februari 1644.

6 Om die reden begon het Zweedse opperbevel in Jutland meer aandacht te schenken aan het aanbrengen van versterkingen in het gebied van Vendsyssel (ten noorden van Ålborg) (Doc. Boh. VII, p. 81 no. 195, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 83).

7 Veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn leidde de campagne tegen de Denen in de gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge. Op 17/27 februari viel Helsingborg in Zweedse handen (Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 457).

8 Koning Christiaan IV had zijn bezoek aan de verdedigingslinies op het eiland Funen afgesloten en keerde een dezer dagen naar Kopenhagen terug.

9 Theodorus Haake, Robert Lowther, William Barker en Richard Jenkes moesten namens het Engelse Parlement de teruggave verlangen van een door de Denen inbeslaggenomen schip (Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 425, en CSP Ven. 1643-1647, p. 111). Hun missie mislukte. Bij aankomst in Hamburg sprak een van de delegatieleden op verbolgen toon over het weinig vorstelijk onthaal in Kopenhagen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 174-175).

10 De hertogen van Braunschweig-Lüneburg waagden zich niet aan een politieke stellingname in het Zweeds-Deense conflict. Bevreesd voor de toekomst van hun landen boden zij hun goede diensten als vredestichters aan (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 163-164).

[p. 173]

so nicht gefordert worden, beysammen,¹¹ vnndt saget man auch von Holländischen gesandten die sich dabey befinden sollen.

In weiteren communication dessen, so hiernegst vorfallen wirdt, will ich meiner schuldigkeit nicht vergessen, bin immittelst vnndt bleibe allezeit,

Ew. Excell. gehorsamber diener,
G.K. m.pa.

11 Het streven van de Hanzesteden om hun neutraliteit veilig te stellen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 175-176, en Doc. Boh. VII, p. 76 no. 184).

Ossnabruck, den 14. Februarii anno 1644.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 16 Martii.