Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

6700. 1644 februari 9. Van G. Keller.¹

Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgeneigter herr vnndt patron,

Ich hoffe, ess werde dzjenige, so ich am 21. vnndt 26. diesess communiciret,² vnndt vnter andern bey dem letztern, wass vngefer den newen Dänischen kriegss vornembste vrsach sein möchte, mit vbergeschickt hab, vor einlangung diesess zue recht vberkommen. Sinther ist allein dass weiter bey vnss vorgefallen, dass die beede Dennemarckische gesandten reichss rath Crabbe vnndt cantzler von der Lippe, deren von ihrem könig, vnter dato 26 Decembris jungsthin auss Friederichssburg erhaltener ordre nach,³

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 90. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius in Osnabrück.

2 De brief van 21/31 januari (no. 6683) en een ontbrekende brief dd. 26 januari/5 februari 1644. In de tussentijd had een koerier uit Stockholm (Lars Månsson?) zijn taak vervuld, zodat de Zweedse delegatie nu de beschikking had over geautoriseerde rechtvaardigingen van de oorlog die de Zweden op 12/22 december 1643 tegen de koning van Denemarken hadden ontketend; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 118-119, p. 122-126 en p. 145-149.

3 Vgl. no. 6683. In een schrijven van 26 december/5 januari 1644 had koning Chris-

[p. 121]

³ vff eine zeidtlang sich von hinnen vff seits zu begeben, den abzug diesen morgen frühe, ohne ceremonien zu werck gerichtet haben. Wie sie aber selbst sagen, werden sie nicht weiter gehen alss nach Staade, daselbst auch solang verharren, biss sie sehen, ob dass newe vnwesen nicht etwa auff ein- oder andern weeg in der güthe sich wolle beylegen lassen;

3 tiaan IV de leden van de Deense delegatie ter vredesconferentie opgeroepen om onverwijld naar Stade af te reizen. Op 30 januari/9 februari verlieten Gregers Krabbe en Christopher von der Lippe hun standplaats.

[p. 121]

vnndt damit gleichwoll ess nicht dass ansehen habe, alss wolten sie allerdingss sich diesess werckss begeben, so bleibt der tumbdechant Langerman biss vf anderweiten befelch alhier residiren, vnndt bey allen vorfallenheiten seiness königss diensts vnndt interesse zu beobachten.⁴ Von ankunfft der Frantzösischen ambass[adeu]rs haben wir, letzt gegebener vertröst- vnndt darauss geschöpfter hoffnung zuwieder, nun noch nichtess zuverlessigess vnndt werden vom 19/29. diesess noch gantz wieder einander laufenden zeitungen auss dem Haag desshalb geschrieben.⁵ In dem etzliche briefe melden, dass sie innerhalb drey wochen von besagtem dato schwerlich von dannen vffbrechen würden; andern aber sagen wollen, dass sie damahln bereitss angefangen ihre valedictions visiten zu thuen,⁶ vnndt solchem nach innerhalb wenig tagen von dannen moviren wolten. Welchess nun von diesen beiden erfolgen werde, wirdt eine kurtze zeit aussweisen.

Ich bin vnter dessen vnndt bleibe allezeit,

Ew. Exc. gehorsamber diener,
G. Keller m.pa.

4 De Hamburgse domdeken Lorenz Langermann hield zijn verblijf in Osnabrück nog tot de tweede helft van augustus 1644 aan.

5 Twee dagen eerder had secretaris Georg Keller een postpakket van Petter Spiring Silvercrona ontvangen. In zijn brieven waagde de Zweedse resident zich niet aan een voorspelling over het tijdstip waarop de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux en Abel Servien de Haagse conferentie zouden verlaten (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 159-160).

6 De Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini had dit nieuws opgevangen.

Ossnab[rück], den 30. Ianuarii anno 1644.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Martii 1644.