Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6404. 1643 september [5]. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Het schijnt dat Vrancrijck ende de Vereenigde Nederlanden dit jaer meer tot beraedslaginge over vrede ende oorlogh als tot oorloghe actiën zullen beheeren. Mijnheer den prins van Condé zal wel connen lijden dat het oorlogh noch wat duirt.Ga naar voetnoot2 Ick wensch dat die van Hollant ende Zeelant in alles wel mogen verstaen, want vandaer moet het redres comen van de regiering. Hoe het gaet met de dispute van de instructie ende van den eedt,Ga naar voetnoot3 ende tot hoedaenige ligue men daer is gedisponeert met Vrancrijck ende Swede, zal ick zeer gaeren verstaen.Ga naar voetnoot4 7 [sic] Septembris 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, nu ten huise van mijnheer den reeckenmeester van Reigersberg, tot Middelburg. Port 2 st. 4. 104. De Paris. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 Sept. 1643 uyt Paris. |
|