Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdWanneer na de dood des konings 't bewint van zaken door de koninginne aanvaart was, wierd'er gearbeid aan het opstel eener declaratie om die van de religie genoegen te geven. Doch die ontmoette, eer zij bekrachtigt wierd, eenige zwarigheit. De Groot, hiervan verwittigt, stelde zijn vlijt in 't werk om die te helpen oplossen. Men hoore wat hij schreef den laatsten van Hooimaandt aan zijn zwager: | |
't Is waar dat ik zeer heb gearbeid om de declaratie voor die van de religie te vorderen en eenige verschillen daarover gerezen weg te nemen,Ga naar voetnoot2 niet om eenigen dank daardoor te behalen of mij met monsieur Rivet en zijns gelijken wel te stellen, maar omdat ik een vijand ben van dwang in 't stuk van godtsdienst en oordeel dat de onderhouding der edicten noodig is voor de rust van Vrankrijk, zonder welken Vrankrijk zichzelven en zijn vrinden onnut zoude worden tot den uitheemschen oorlog of ook tot een goeden vrede. Wil iemant MareesGa naar voetnoot3 naar zijn humeur afschilderen, dat zal niet quaad zijn. Ik heb grooter dingen voorhanden. Evenwel wenschte ik wel dat de hoogmoet zoo van Marees als van Rivet bij iemant werde terneder gedrukt. |
|