Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6087. 1643 februari 14. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De ambassadeurs van de coningen die hier voordezen geweest zijn, van Portugael die hier nu is,Ga naar voetnoot2 zoo oock die van Venetië,Ga naar voetnoot3 letten wel daerop dat zij oock bij particulieren werden gerespecteert nae haere representative qualiteit.Ga naar voetnoot4 Ick en can niet minder doen. Ende wat apparentie dat, als Sweden ende Hollanders bij mij zullen zijn, d'eene andere tael zal houden dan d'ander. 'tGunt de Sweden leeren eer zij bij mij comen, dat connen oock de Hollanders wel leeren. Non tam aversus equos Batavo sol iungit ab orbe.Ga naar voetnoot5
De heer CromomGa naar voetnoot6 zal ick in alles garen dienen. Wat mijne papieren aengaet,Ga naar voetnoot7 ick meene dat het oorboir is schriftelijcke instantie daerop te doen ende apostille te becomen. Uit het advys bij NaeldwijckGa naar voetnoot8 genomen ziet men al wat zij zullen willen clycieren,Ga naar voetnoot9 ende daer en is niet off het can zeer wel beantwoordt werden. Onsen tweedeGa naar voetnoot10 zal wel doen, zoo hij zich met naersticheit tot de practijcque begeeft. Ick wensche dat hij wedde ende emploi conde becomen van steden ende compagniën, waertoe de vrunden zullen dienen te helpen. Zoodaenigh werck scherpt het verstant, geeft lust, reputatie ende proffijt. Messieurs BrassetGa naar voetnoot11 ende BoswelGa naar voetnoot12 zouden hem oock misschien connen helpen aen uithemsch werck, maer t'Amsterdam waere voor een die neerstigh is het meeste proffijt te doen. Dat hier eenige secrete handeling is met Beyeren werd bij veelen gelooft.Ga naar voetnoot13 Ick wensche de coning ende coninginne van Engelant allerlei geluck. | |
Ick dancke uEd. oock voor de zorge aengaende onzen jongste.Ga naar voetnoot14 Van onzen oudste zie ick niet wat wij zullen maecken. Hij zouckt te zeer het gemack, daer nochtans zonder moeite geene fortuine en is te maecken.Ga naar voetnoot15 Zoo de neutraliteit van de Westfalische creitsGa naar voetnoot16 voortgaet, men zoude mogen zien off hij onder de defensionstrouppen die daer zullen werden onderhouden emploi zoude connen becomen. D(e) lieutenant civylGa naar voetnoot17 is gecomen bij den coning om te zeggen dat hij middel wist om te ontdecken de personen die veersen maecken tot oneer van de gestorven cardinael. Den coning heeft hem geantwoordt: ‘faictes voz affaires’. 14 Februarii 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Febr. 1643 uyt Paris. |
|