Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5976. 1642 november 29. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Van 't limiteren van de macht van de gedeputeerden ter Generaliteit ben ick van die opinie aliud debere fieri, aliud futurum.Ga naar voetnoot2 Ick can die dingen wel aenzien mea sine parte pericli.Ga naar voetnoot3 De zaecken van den coning van Engelant werden hier zeer gepubliceert tot voordeel van zijne Majesteit.Ga naar voetnoot4 Ende wij werden temeer bewogen om zulcx te geloven door de laetste publicatie gedaen bij sijne Majesteit aen de burgerie van Londre ende door de goede receptie tot Oxford.Ga naar voetnoot5 Men licht hier eenige regimenten op den naem van de coninginne van Engelant. Dat van Schotlant staet zeer te vresen, want het schijnt dat d'heer Pyme ende eenige anderen soo 't polityck als het kerckelijck t'eenemael hebben willen buigen nae de reden van Schotlant om vandaer hulp te hebben, doch de afzetting van de bisschoppen in 't kerckelijck heeft veele luiden doen volgen des conincx partij, omdat de bisschoppen haer niet quaelijcke en hebben gedraegen. God staet te bidden dat alles wel magh gaen, zoo hier als daer. Op de zaecke van CanuitGa naar voetnoot6 comt mij in den zin dat een te Rome zeide: Illos quidem senatus, me autem tuebitur Tiberiolus meus.Ga naar voetnoot7 Wat de ambassade aengaet, ick en ben daerin niet becommert.Ga naar voetnoot8 Wanneer dat geschiet, consilium in arena.Ga naar voetnoot9 | |
In 't uitgeven van sijn Hoocheits brief aen mij heb ick die niet te cort gedaen, 'tzij dat het zijn Hoocheit wel gemeent heeft ofte quaelijck.Ga naar voetnoot10 Ick en behoef aen die in Hollant zijn geen reden van mijn doen te geven. Die van den cardinael anders geloven als dat hij de prosperiteit zoect van zijn Hoocheit, bedriegen haer. Ende al waer daer al wat oneffens, zoo zoude den cardinael 'tselve niet laeten wegen tegens zijn principale desseing van Spaignie te crencken. Uit Engelant is mij leed te verstaen dat het parlement den prins ende princesse in haer macht hebben becomen.Ga naar voetnoot11 29 November 1642. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 [sic ] Nov. 1642 uyt Paris. |
|