Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5203. 1641 mei 30. Van P. Pels.Ga naar voetnoot1Mijnheer, U Ex.cie hebbe vor dry weecken geschreven;Ga naar voetnoot2 sedert derselve aengenaeme van 27 AprillGa naar voetnoot3 doen mij vor de communicacie vant 'tgene datter passeert bedancken. Uyt desen houck en valt niet te schrijven. Den Turck ligt starck op de frontieren. Den grooten veltheerGa naar voetnoot4 seynt den eenen post op den anderen omme meerder defensie tegens de vreese van den invall. Tot ConinxbergenGa naar voetnoot5 liggen de Preuysse steden met de ridderschap seer overhoop met aparencie dien landagh onverricht in confusie sall schayden. De stenden clagen seer over de calvenistte religie en versoucken de affschaffinge; die andere hebben daertegens seer cierlijck geprotestteert. Den coning van Polen gehoort hebbende dat uyt Holland met een orloghschip eenen Turckschen ambassadeurGa naar voetnoot6 herwaerder compt omme dor Polen naer heuys te raysen, is seer ongehauden hebbende aen den raet van Dansick geschreven tot sijnder aencompste hem t'examineeren en te inquireren en niet voorder te laeten trecken vor naerder ordre en den castelaen van MariënborghGa naar voetnoot7 vougt daerbij hem in arrest te nemen en naer Mariënborgh te convoyeren. Ick en kan niet anders ordeelen, ofte men souckt accie ome aen de waepenen te kommen. Daer en is evenwell te hove ordre, gelt nogh resolucie. Den ertsbuschop van GenisenGa naar voetnoot8 is overleden, daer den grooten cantselerGa naar voetnoot9 van in de plaetse compt. In Lijfflandt was uyt Dennemarcken eenen ambassadeur uyt RuslandtGa naar voetnoot10 aenkommen sonder te weeten, tot wat intencie hij in Dennemarcken geweest is. | |
Den Nederlandsen medecyn, doctor Hay,Ga naar voetnoot11 heft sijnen sohn in Parijs, heft mij gebeden op alle vriendschape hem desen inleggenden seckerlijck te doen bestel[l]en; daer is een wisselttjen inne, daer hem veel aen gelegen, Ick bidde u Ex.cie dor sijnen jongen hem sulckx magh bestelt worden. U Ex. sall den vader groote vriendschape doen, die ick sulckx te recommanderen niet hebbe konnen waygeren, blijvende, mijnheer, u Ex.cie ootmoedige diener
| |
20/30 Mayo 1641, Dansick. | |
Adres (met andere hand): Son Ex.ce. Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] 3 Iulii. En in dorso: 30 Maii 1641 Pels. |
|