Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5070. 1641 februari 21. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Op het huwlyk verstaan wy, dat niet alleen by de Engelschen begeert word, dat myn Heer de Prins van Oranje de waarde van hondert en zestig duizent pond sterlings zal stellen in Engelandt tot verzekering; maar ook, dat nevens het sluiten van het huwlyk een verbondt zal worden gemaakt tusschen Engelandt en de Vereenigde Provincien.Ga naar voetnoot2 Welk verbondt, zoo men aan Vrankryck daar van geen rechte en ronde opening deet, te duchten stont dat men grooten argwaan daar over zouw opvatten: en dat ook vele geschillen zouden ontstaan, die de zaak niet weinig zouw ophouden. Want de vraag zal zyn, of men het tractaat in het jaar MDCXXV met Engelandt gemaakt in de Vereenigde Nederlanden zal houden voor ouder, dan de tractaten daar na gemaakt met Vrankryk,Ga naar voetnoot3 aangezien het Tractaat van 't jaar MDCXXV by Engelandt niet is nagekomen. Konde men op eenen tydt een Tractaat maken tusschen Zweden, Vrankryk, Engelandt en de Vereenigde Nederlanden, en daar in begrypen de zaken van de Palts, dat zoude veel goets konnen doen in 't Algemeen, en misschien ook de gistingen in Engelandt stillen, en den voortgang van het voorgenomen huwlyk te lichte doen gelukken. Maar die van Rome zien lang in, waar de zaken heen loopen, en zullen Portugaal niet schielyk erkennen. |
|