5022. 1641 januari 19. Aan J. de Wicquefort.Ga naar voetnoot1
L'Amnestie telle qu'on la propose à Ratisbonne ne peut tromper que des gens fort grossiers, tels que ne sont pas ni Madame de Hesse ny le Duc de Lunenburg.Ga naar voetnoot2
|
-
voetnoot1
- Geciteerd in Veilingcat. Fred. Muller, 16-17 juni 1910, p. 138 no. 2013: ‘L[ettre] A[utographe] S[ignée] en français (à Abr. de Wicquefort, ‘résident de la duchesse de Hesse’). Paris, 19 janv. 1641. Une grande page in fol. Traite des affaires politiques et de la guerre de cette époque...’ Het hs. is niet teruggevonden. Uit de adressering aan de Hessische resident blijkt dat de brief niet is geschreven aan Abraham de Wicquefort (1606-1682), die zich in deze tijd vermoedelijk als privé-persoon in Parijs bevond, maar aan diens oudere broer Joachim de Wicquefort (1596-1670), koopman en bankier te Amsterdam. Deze was in de jaren 1638-1639 diplomatiek agent voor Bernhard van Saksen-Weimar en in de jaren 1632-1665 agent, vervolgens resident van Hessen-Kassel. Hij wijdde zich daarnaast aan letteren en wetenschap, heette belezen te zijn in de klassieke auteurs en stond in een levendige briefwisseling met vooral Caspar Barlaeus. Vgl. ADB XLII, p. 336vv.; O. Schutte, Repertorium II, p. 235; Louise van Tongerloo, in: Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 199-270; C.C. van Valkenburg, in: JCBG XXV(1971), p. 179; C.M. Schulten, in: Lias I(1974), p. 129-155.
-
voetnoot2
- Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel, en Georg, hertog van Braunschweig-Lüneburg.
|