Bijlage no. 13 Bij no. 4782
Bijvoegsel bij een brief van P. Spiring Silvercrona dd. 13 augustus 1640Ga naar voetnoot1.
In Duytsland is in publicis geene verandering, maer apparentlijck voor de deure sijnde, den marquis de GranaGa naar voetnoot2 met dat uyt des keysers erflanden gebrachte renfort bij PicolominiGa naar voetnoot3 aengecomen ende daerop zijne Excell.z, wie vandaer geschreven werd, de resolutie genommen recht toe op den vijand te gaen, liet de brugge tot Vach toe sterck bouwen ende hadde dat huys Fridewalt, 'twelck met Hessisch garnisoen bezeth was, verovert ende 500 stuck vees daerin gevonden. De generael BannierGa naar voetnoot4 scheen van der keysersche voornemen een winck te hebben als hebbende die op 't Eysveldt gelegene cavallerie tot sich ontbooden; hij is tot Göttingen bij den hertogh van LunenburchGa naar voetnoot5 ende de Hessische gedeputteerdeGa naar voetnoot6 geweest, ende sijn naer ettelijcke daegen tsaemen geconfereert te hebben in goede eenich.t gescheyden; d'voorsr. hertogh was geresolveert selfs in personne bij d'armee te verblijven. Liet veel stucken geschuts tsaemen voeren; de keysersche hebben groote neerstich.t gedaen om sijne vorstelijcke Genade met haere armee soo niet teenemael tot haere devotie te trecken, doch tenminsten afwendich te maecken ende met afdanckinge van sijn volck uyt de confoederatieGa naar voetnoot7 te doen scheyden, maer tevergeefs, dan het seecker is dat sijne vorstelijcke Genade aen den generael Bannier bij provisie 25
comp.en tot renfort gesonden heeft ende Hessen 1500 man.
De hartogh van LongevilleGa naar voetnoot8 heeft aen de wijmaersche armee een maent gagie gepresenteert, maer hij heeft bovendien noch 1 ½ begert; soo haest deselve gecontenteert sullen wesen sal hij naer den Rijn toe gaen.
Den churforst van MentsGa naar voetnoot9 was naer Regenspurg vertrocken. Men schrijft mij van van den 31 passato, dat men noch hoope hadde tot de personaele comparitieGa naar voetnoot10 van den churf. van SaxenGa naar voetnoot11, te meer dat niemandt van sijnen[t] wegen daer noch op erscheenen was.
De hertoch van BeyerenGa naar voetnoot12, tot denwelcken den grave van SwartenberchGa naar voetnoot13 om hem daertoe te beweg(en) gesonden hadde, heeft sich geëxcuseert alleguerende sijn ouderdom ende indispositie, maer dies niettegenstaende hadde zijn con. May.t noch eene anderenGa naar voetnoot14 tot hem gesonden ende wierd daerentuschen sijn hoff gereet gemaect; soo haest men van hem finael bescheet sal hebben, ende de churf. van Ments ende die van Saxen ofte sijne gesanten aengecomen sijn, soude de propositie gedaen worden.
Ceulen, den 6. Augusti 1640.