Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4965. 1640 december 10. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijnheere, Mij is u Ex.tz hoochaengenaemen met dese ordinarie van den eersten desesGa naar voetnoot2 wederom wel geworden; bedancke u Ex.tz voor desselfs comunicatie ten alderhoogsten. Daerentegens willen dese wintersche daegen mede niet toelaeten yets gedenckenswaerdichs van hier te melden. Alleen sal ick dat seggen, dat zijn Hooch.t mijnheere den prince van Oragnen den 6den deses alhier wederom is aengelangt. | |
Wat ons d'advisen uyt Duytsland sijn medebrengende heeft u Ex.tz uyt bijgaende copyeGa naar voetnoot3, gelijck deselve mij gecomuniceert wort, te sien. Voorts soo bedancke ick u Ex.tz ten hoogsten voor de goede affectie ende welmeeninge, die u Ex.tz mij soo soorgvoudelijck is toedraegende, ende sonderlijck wegen het bedencken, dat u Ex.tz mij voorsteldt van een secretaris te houden, waermede ick tegenwoordich ben, die soowel in de latijnsche, Hoochduytse ende Sweetse spraeck als daerenboven in de reeckenkunst wel geverseert is. Nevens hem hebbe ick noch een borst, die wat in 't Hoochduyts, Fransch ende Hollands ervaeren is; doch alsoo onderwijlen bij sterven ende affgaen van den eenen off den anderen ick mochte in gebrecke coomen, soo sal ick dieswegen u Ex.tz alsdan occasie hebben daeromme moyelijck vallen. Van des heeren StraesborgersGa naar voetnoot4 hoope hebbe ick niet gehoort, maer daer valt hier occasie genoech, soo de hoochloffell. regeeringe hem hier employeeren wild. Hiermede eyndende ende naer u Ex.tz met desselfs famille godelijcker protectie bevolen hebbende verblijve ick u Excell.tz dienst- ende vruntwillige. | |
Haagh, den 10 10bris 1640. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 20 Dec. |