Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4913 1640 november 5. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijnheere, U Excell.tz hoochaengenaemen van den 27 8brisGa naar voetnoot2 is mij den 4 huius wel geworden; bedancke mij hoochelijcken voor de altijt goede comunicatie. Daerentegens is tegenwordich van hier gants niets sonderlinge schrijvenswaerdich. | |
Alleen sal ick seggen, dat de heer ambassadeur CamerariusGa naar voetnoot3 alhier is van de loffel. croone Sweden gecasseert ende van sijne diensten voolcomentlijck gedimitteert; ick hebbe hem oock den rest sijnes salarii betaelt, maer evenwel is hij noch niet willens voor het eynde van dit jaer te verhuysen. Hoe dit nu gaen sal, leert den tijt. Uyt Ceulen werd voor seecker gehouden, dat de keyserse gaen naer Francken, andere sijn van gevoelen, dat die marsche niet alleen op Francken, maer mischien voorders op Bohemen, Chelesiën, Mayeren ende een deel op Oostenrijck gaen werde, dat voorseecker haer intentie in het in marscheren niet geweest is. Daeruyt can men sien, dat den staedt van oorloch sich dickwils verandert. Wat tot Regensporch getracteert word moet den tijt ons leeren, alsoo daeruyt niets vast te nemen is. Waermede sal eyndigen u Excell.tz in de protectie des Allerhoogsten trouwelijcken bevelende, ende verblijve, u Excell.tz dienst- ende vrundwillig. | |
Haagh, den 5 9bris 1640. |
|