Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4901. 1640 oktober 29. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijnheer, Mij is de seer waerden ende hoochaengenaemen van den 20ten deser van u Excell.tzGa naar voetnoot2 den 27 selviges wel gewoorden; bedancke mij ten hoogsten voor de continuerende goede comunicatie. Daerentegens is tegenwoordich van hier niet schrijvenswaerdich. Ick en twijffele niet, off u Excell.tz sal voor de receptie van desen vernoomen hebben van de nederlaech des Christian UlrichsGa naar voetnoot3 nieuw geworvene trouppen, daer hij onder anderen selver doodt is gebleven, alsoo dat men eerlanghe wel sien mochte, dat om deser gem. soowel als om andere daegelijckse aenreysende occasiën de misverstanden tuschen den coninck van Dennemarcken ende desen staedt, hoe langer hoe stercker sullen aenwassen, waerdoor de gemeente van beyde natiën op malcanderen verbitteren sullen. Hier heeft deser daegen een mompelinge gegaen als souden de keysersche intentioneert weesen haer desen winter in 't graeffschap Oldenburch te verwinteren. Wat men hier sonst uyt Duytslandt heeft sal u Ex.tz gelieven uyt bijgaender copyeGa naar voetnoot4 te neemen. | |
Vandaech werdt ick berecht, dat haer Ho. Mo. ambassadeursGa naar voetnoot5 soo in Sweden geweest tot Hamburch gearriveert sijn ende haere reyse voorders herwaerts spoeden. Waermede sal eyndigen u Excell.tz godelijcker protectie bevelen ende verblijven naer vrundlijcker salutatie, u Excell.tz dienst- ende vruntwillig. | |
Haagh, den 29 8bris 1640. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 7 Nov. |
|