Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4804. 1640 augustus 25. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, 't Fransche ende Spaensche leger blijven noch niet verre van Atrecht ende maecken elck een fort, de Franschen tusschen deselve stadt van Atrecht ende Dourlans om de | |
convoyen voor het toecomende te verseeckeren, de Spaignaerden tusschen Atrecht ende Douai om alle vordere inval van de Fransoisen, sooveel mogelijck is, te beletten. Men meent den coning haest hier sal sijn, alsoo de coninginneGa naar voetnoot2 gaet in de negende maent. Van Thurijn sijn de discoursen niet eenparigh. Monsieur de HarcourtGa naar voetnoot3 doet wercken aen de retrenchementen, maer hoopt meest op gebreck in de stadt van voer, meel ende buspoeder. Dat het voer gebreckt, heeft apparentie, alsoo de ruiterie, die binnen tot verscheiden maelen ende laest den 24 July ende 2 Augusti hebben gesocht door het Fransche leger door te breecken, doch sijn teruggegedreven, gelijck oock denselven tweeden Augusti den marquys de LeganésGa naar voetnoot4 seer versterckt uit Naples ende Milan gesocht hebbende een brugge te werpen over de Po ende daerover te passeren, bij de Fransoisen verhindert is geweest ende een aenval, die den prince ThomasGa naar voetnoot5 ten selve tijdt dede op het Fransche leger, afgeslagen. De handelingen in die quartieren daerentusschen slaepen niet, waervan het beginsel is gegeven bij den nonce van de pausGa naar voetnoot6 residerende te Thurijn. Wij verstaen, dat de propositiën, die gedaen werden aen mevrouw van SavoieGa naar voetnoot7 vanwegen den cardinael de SavoieGa naar voetnoot8 ende den prince Thomas, sijn, dat sij twee souden behouden Nizza ende Conis, midsdat den paus ende de republique van Venetië voor haere groote soude borgen blijven ende dat de Spaignaerden soowel als de Fransoisen Savoie ende Piedmont souden vrij laeten haere garnisoenen daeruit treckende. Den grave van Harcourt soect de molens van Thurijn, die het coren maelen, te ruineren met schieten off haer 't water af te brecken. Den marquys de Leganés arbeid daertegen met forten te maecken op het water. De Fransoisen meenen de stadt haere sal sijn in 't einde van September, anderen meenen anders. Bingen is bij de keisersche belegert, ick meene oock Hohentwiel. Van de Turcksche saecken sijn de discoursen verscheiden; veele seggen de paix met Polen is gebroocken door de inval van de Cosacken, die onder de protectie sijn van Polen in de landen grentzende aen de Swarte Zee. Andere meenen den Grooten HeerGa naar voetnoot9 sijn macht sal keeren tegen Persiën, maer ick meene, dat de Persianen geduirende de minderjaericheit van haeren prinsGa naar voetnoot10 met toegeven, beleefde woorden ende groote schenckagie die beide sullen ontgaen. Tot Parijs, den 25 Augusti 1640.
't Schijnt den coning van Denemarcken niet veel doen en wil voor mijnheer churfürstGa naar voetnoot11, alsoo sijne Maiesteit niet en verstaet, dat iemant vanwegen sijne churf. Doorluchticheit sal gaen met sijne ambassadeursGa naar voetnoot12, maer wil, dat sij hebben particulier paspoort van den keiser, waerin veele difficulteiten vallen. | |
De keiserschen bestormen oock het casteel van Baccherach. PiccolominiGa naar voetnoot13 heeft veel gelds ontfangen ende vierduisent man onder GranaGa naar voetnoot14. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef van Reigersberch: Broeder den Groot, den 25 Aug. 1640 uyt Paris. |
|