Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4418. 1639 december 5. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot7.Mijn Heer, Alsoo haer Ho. Mo. een resolutie genomen hebben, waervan U Ex. ick copiam hiernevensGa naar voetnoot8 sende, ick noch de heer ambassadeur CamerariusGa naar voetnoot9 connen niet geraede vinden deselve aen te nemen, maer ons volcoomentlijck excuseren uyt veele consideratiën, die U Ex. int lesen derselver genoch sal vinden. Ick wensste wel, dat U Ex. mij sijn goedtduncken gelieft te noteeren, wat U Ex. van dit werck dunckt, alsoo U Ex. desen stadt soo wel als yemant bekendt is; mij dunckt dat dit seer ontijdiche vruchten sijn. Voor 8 daegenGa naar voetnoot10 hebben U Ex. geschreven wegen de reeckeninge, hoe U Ex. met de hoochloffelijcke croon staet, om voorders te bevoorderen U Ex. contentement, soo is nochmahls mijn vrientlijck versoeck, U Ex. gelieve mij deselve alsoock de quitancie der bewoeste 7000 rd. te oversenden. Aengaende de weeckentlijcke nouvellen, die mijn plycht eyscht U Ex. te communiceeren, soo ende hebben voor desen tijt anders niet als 'tgeene mij van Stralsont geschreven wort, daervan U Ex. copiam bijliegentGa naar voetnoot11 oversende. Hier hebben wij als dat de princessinGa naar voetnoot12 der 30 passato in de nacht een jongen | |
princenGa naar voetnoot1 gebooren, daertoe tot compèr versocht wort de coninck van VranckrijckGa naar voetnoot2, de coninginne van EngelandtGa naar voetnoot3 ende de Heeren Staeten-Generael. Hier anders niet passerende, als ben U Ex. in de protectie des Almachtigen bevelende ende bidde mij continuelijck te kennen voor U Exellentz dienst- ende vrientwilligen
| |
Haagh, 5 Decemb. 1639. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 14 dec. |
|