Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4402. 1639 november 24. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, Over 8 daegen hebbe uEx.cie lest geschrevenGa naar voetnoot2 daernaer ontfangen uEx. aengenaeme sonder dattumGa naar voetnoot3. Bedancke vort advis. De detenue ofte arrest van den churpalsgraffGa naar voetnoot4 is een ongeluckigh teecken; wat op den rijxdagh, die dor confusie onvruchtbaer geschayden, daervan weet ick, dat den heer JaskiGa naar voetnoot5 met desen inleggendenGa naar voetnoot6 uE. bericht doet. Tis sijn schoonbroederGa naar voetnoot7, daermede ick ooc correspondere, daerbij ick voege, niettegenstaende dat sulckx alsoo geschiet is, soo worde vertrauwelijck bericht, dat sijne may.ttGa naar voetnoot8 an dese SpiringenGa naar voetnoot9 seer favorabell geschreven niet te wanhopen, dat hem alles well schicken sall met aparencie int korte nogh eenen anderen rijxdagh uytgeschreven sall worden. Den coning van DennemarckenGa naar voetnoot10 was tot Coppenhagen indispos en de amb.rs van H.H.M.Ga naar voetnoot11 wachten tot Gluckstatt. Mijnen sohnGa naar voetnoot12 blijft uE. als eenen trauwen diener gerecommandeert. De doot van MullerGa naar voetnoot13 beclage ick seer. Den cantzelierGa naar voetnoot14 was op sijne goederen in Sweden. Ick verwachtte alle daege van hem brieven. Den affgesondenenGa naar voetnoot15 is te spade op den rijxdagh gekommen. Ick blijve, mijnheer, uEx.cie diener
| |
Adres (met andere hand): Mijnheer Mijnheer Hugo de Groot (Amb.r ord.). afgescheurd. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Oct. En in dorso: 24 Nov. 1639 Pels. |
|