Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4241. 1639 augustus 6. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.De Hartog van WymerenGa naar voetnoot4, geduurende zyne ziekte, zoo sterk als men van iemant weet te spreken, heeft tot het laatste toe zyn verstant wel gehadt, en aan zyn volk veel goede vermaningen gedaan van ambitie en gierigheit te myden. Weinig dagen voor zyn dood vernemende, dat zyn volk in 't Hartogdom van Bourgonje de goede luiden qualyk hadden gehandelt, toonde daar over groot misnoegen, en zeide, zoo zy dus wilden voortgaan, dat hy het leger wilde verlaten.
Men kan dat afnemen, uit 't geen ik zal zeggen. In Provence heeft een Molenaars vrouw twee dochtertjes ter werelt gebragt, zeer wel in alle deelen van malkanderen afgescheiden, maar van de borst tot aan den navel aan malkanderen vast, en onscheidbaar vereenigt. De Ouders en Bloedverwanten, zoekende in een quade zaak een goed voorteken, hebben haar de naam gegeven van Louyze en PhilippeGa naar voetnoot5, naar de namen der Koningen, op hoop, dat door tusschen komen van den PausGa naar voetnoot6 de eenigheit tusschen de twee Koningen mag worden gevestigt. Anderen zyn'er, die om dat deze ongewoone geboorte in Vrankryk is voorgevallen, met droefheit voorspellen, dat'er uit Vrankryk nu noch vereenigt twee Hoofden zullen voortkomen, en met die Hoofden verscheidene leden en bewegingen. Dit willen zy afleiden zoo uit vergelyking van oude voortekens en gevolgen, als uit het overvloedig zaat tot oneenigheden, en uit den aangeboren aart der Franschen, die zelden zoo lang inwendige rust hebben gehouden. | |
HyGa naar voetnoot1 wist, dat de Koning van Spanje veel geven zouw om hem quyt te zyn.
Maar de Koning van Vrankryk, voorzie ik wel, dat dit door kracht van geld zal trachten voor te komen. |