Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4106. 1639 mei 12. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, Ick en can niet naelaeten den brenger deses, monsieur AppelboomGa naar voetnoot8, die mij voor desen door seer ernstigh schrijven van d'heer rijcxcancellierGa naar voetnoot9 is gerecommandeert geweest, op t'hoogste te recommanderen, te meer alsoo ick hem van een eerlijck gemoed ende tot ons seer genegen heb gevonden. Sijne E. meening is hem in Den Hage te onthouden ende leerende hetgunt aldaer te leren is, dat seer veel is, soo om de regiering aldaer als om t'abbord van de tijdingen van de gantsche werelt, sich bequaem te maecken om in Sweden, alwaer sijne vaderGa naar voetnoot10 secretaris | |
is van de coninginneGa naar voetnoot1 in de cancellerie gebruickt te werden. UE. gelieve hem sijnen goeden raed mede te deelen. Uwer Ed. dienstwillige broeder
| |
Tot Paris, den 12 May 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in s'Gravenhage. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 12 Mey 1639 vyt Paris commendatitia. |