Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4006. 1639 maart 7. Van J. BlaeuGa naar voetnoot1.Mijn Heere, Sedert de doodt van mijn' vader sal.Ga naar voetnoot2 hebben wij niet nieus bij der handt willen nemen, maer alleene afdrucken hetgheene bij zijn' leven begonnen was tot effener scheyding van ons erfgenamen. Nu zijn wij met die dingen eerst ten eynde en heb een van uwe tractatenGa naar voetnoot3, aen domino CourcellesGa naar voetnoot4 ghesonden, aengevangen; hadde wel ghehoopt een proef daervan neffen desen te senden, maer heeft noch niet konnen zijn. 't Is vastelavont, de naeste reyse heeft uwe E. zulcx te verwachten. Ick zoude oock weder drucken uw' boeck De Iure belli et PacisGa naar voetnoot5 in 8o, also uwe exemplaria verkoft zijn, maer hebbe goedt ghedacht uwe E. bevoren zulcx te verwittighen, oft uwe E. yets moght hebben daerinne te veranderen oft vermeerderen, welck ick versoecke dat uwe E. mij met een woordt per dominum Courcelles ghelieve te laten weten, om mij naer te reguleren. Blijve ondertusschen die ick altijt ben gheweest en sal blijven, Mijn Heere, Uwer E.D.w.
| |
In Amsterdam, aen VIJe Martij 1639. | |
Adres: Cl. V. Hugoni Grotio. In dorso schreef Grotius: 7 Martij 1639 Blaeuw. |
|